Een tafereel

31 december 2014

In de trein, tussen Leipzig en Hannover. Tegenover mij een jonge vrouw, niet ouder dan vijfentwintig, die na een half uurtje sporen in haar plastic tas grijpt. Ze haalt er een pluchen beertje uit dat ze omzichtig op haar rechterborst legt, het hoofdje ter hoogte van haar sleutelbeen. Het dier kleeft aan haar lichaam als een harig kind. Even later haalt ze een dekentje uit de tas waarmee ze het beestje zorgvuldig indekt, zodat alleen het hoofdje boven de wollen rand uitsteekt. Ik ben even zeer onder de indruk van de zorg als van de zelfverzekerde blik en de gebaren van de vrouw. Geen zweem van gêne. Eerder dan de scène onnozel te vinden, denk ik: deze vrouw is ondanks haar gehechtheid aan een illusie vrij. Maar in dat vertrouwen word ik geschokt door de bruuskheid waarmee de vrouw even later het diertje bij de keel grijpt, het in haar tas gooit en van het dekentje een prop maakt waarmee ze het beertje als het ware de mond snoert. Het is alsof ik geen lucht meer krijg.

 

Gedachte

31 december 2014

Ach Poesjkin, ach Lermontov! Een mens kan ook te oud zijn om te sterven.

 

Het is onmogelijk om ‘De Thibaults’ van Roger Martin du Gard over de vriendschap tussen de twee jongens Jacques en Daniel te lezen zonder zich de genegenheid tussen de leerlingen Frédéric en Charles in Flauberts ‘Éducation sentimentale’ te herinneren. Het kan geen kwaad om beide romans tegelijkertijd te lezen en ze te laten samenvloeien alsof het twee armen van eenzelfde rivier met verwisselbare namen zijn. Op een bepaald moment  staan Jacques en Daniel, die van huis zijn weggelopen, op het punt om in Marseille in te schepen naar Algiers. Daarbij moest ik denken aan de arme kwajongen Xavier Malate, die in Simenons ‘De Premier’ door de politie in Le Havre wordt opgepakt als hij clandestien aan boord probeert te gaan van een schip waarvan de bestemming niet wordt vermeld. Ik vind het niet erg dat ik, met mijn slecht geheugen, op de duur de inhoud van al die romans door elkaar gooi. Op de achtergrond hoor ik de stem van de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges, die eens gezegd heeft dat de wereldliteratuur een boek is dat door één schrijver is geschreven.

 

Nieuwjaar

29 december 2014

door rekeningen vereffend
geplet door eigen rol
stok ik
achter de deur.

 

De sprong naar het zuiden

26 december 2014

Uit Berlijn vertrok ik als een lekkend vat, maar met ‘De Thibaults’ van Roger Martin du Gard in mijn rugzak, in de diepe overtuiging dat de roman iets voor mij kon doen wat ikzelf nog niet wist, maar wat me tijdens het reizen geopenbaard zou worden, aanvankelijk meer door zijn omvang dan door zijn inhoud. Het boek was een lege ballon waarin ik had plaatsgenomen en waarin ik ruimte won door hem op te blazen. Toen begon ik te reizen, met het vaste voornemen het boek ter hand te nemen op elk moment dat er in mijn oppervlak werd geprikt. Na een paar honderd bladzijden merkte ik dat de opzet slaagde. Het boek begon uit eigen beweging de spleten en gaten te lijmen van de ton waarin ik was gaan zitten en die ik misschien zelf wel was. En elke opening, elke breuk, elke scheur lijmde het met de beste zinnen, waarvan er – ondanks de soms belegen thematiek, die me helemaal niet stoorde – meer dan genoeg waren, passages die ik in de marge aanstreepte met mijn potlood, zoals de zin waarin de deemoed van monsieur Thibault er ondanks zijn inspanningen niet in slaagt zijn hoogmoed te vloeren: ‘Hoogmoed heeft zulke diepe wortels dat hij op het moment van zijn vurigste berouw met een wonderbaarlijke voldoening van zijn deemoed genoot.’ Zo’n zin is het hars dat smaak geeft aan de inhoud van de ton die ik teer voor mijn overtocht naar Thessaloniki, naar Chrysavgi, einde mei, als de lente met groene ijzers en volle dooiers de kou in de bergen breekt. Hoezeer verheug ik me Berlijn te begraven in de golven die de dolfijnen baren of die door de dolfijnen worden gebaard.

 

Perspectief

25 december 2014

Geen grotere vijand dan de tijd. En die zou alle wonden moeten helen?

 

Passie

24 december 2014

Aan de hartstocht ontbreekt de notie van de smart die aan de passie geklonken is.

 

Gareel

23 december 2014

Het is alsof de hartstocht in onze wereld verdwenen is. Gedomesticeerd door lauwheid en berekening. Het tomeloze dat zich rept naar het gareel, alsof het haver was.

 

Zwangere schaduwen

21 december 2014

Donderdag las  ik ‘Rode liefde’ van Maxim Leo uit. Een boek over mensen die uit zelfbehoud bekrompen worden, maar er niet altijd in slagen dat te blijven.

 

Nog op donderdag las ik in het Zehlendorfse Gartenhaus, dat tot mijn leedwezen tot in maart sluit, de ‘Tagesspiegel’ en de ‘FAZ’. Even kwam er een heel oude man aan mijn tafel zitten die zich verontschuldigde omdat hij de titels meelas, met zoveel emfase dat het leek alsof hij ook al aan mijn koekje knabbelde.

 

Daarna nog in het Gartenhaus een hoogzwangere vrouw die naar me zat te staren, zodat ik me meteen de postume verwekker voelde. Haar buik bolde rood op en haar lichaam rook al van verre naar de olie van de vrucht.

 

Ben ik nog maar de schaduw van mezelf? En wat dan nog? ‘Ik woon aan de zonzijde en ik ben altijd thuis als het regent,’ zegt de schaduw in Hans Christian Andersens ‘De schaduw’.

 

Mijn blog als het equivalent van Michel Tourniers ‘journal extime’?

 

Vannacht gedroomd over de beurswaarde van de vagina.

 

Verraad

20 december 2014

De verrader heeft onvoldoende fantasie om te beseffen waarvan hij zijn slachtoffer nóg berooft – behalve van diens vertrouwen in de wereld immers ook van zijn werk- en veerkracht, lust, elan, levensvreugde en vooral van de voorvreugde om wat komt (want er komt niets meer). Op die manier blijft de triomf van de verrader begrensd, omdat hij zich de omvang van zijn destructie niet realiseert. Een schrale troost. Niettemin, ik schrik ervoor terug en heb de neiging om, oog in oog met het verraad, te reageren als monsieur Chasle in ‘De Thibaults’, die bij het horen van een gemeen verwijt aan het adres van de genereuze madame de Fontanin achteruitwijkt alsof hij zijn voet in een bloedplas van de Bartholomeusnacht heeft gezet.