Elke dag word ik wat droever
van ’t misbaksel op de rechteroever.
Het stinkt er naar spruiten uit de jaren dertig,
naar bruinkool,
naar Dulle Griet en naar idool,
naar fremdenfrei und fertig.

Ik wilde dat de linkeroever aan de Schelde
opveerde, dat de Vlaamse Kaai kraniger helde
zodat het monster voorgoed verdween
in de zwarte schoot
waaruit het ontsproot
als een vrucht van steen.

Ik droomde dat ‘t monster op een ezel stond,
er hing een varkensborstel aan zijn kont
het zwarte doek in wording bracht me van streek
omdat het op de stad na zwarte zondag leek.

Mollen

27 februari 2013

In Mol kun je graven, maar in het graf niet mollen.

De fresco’s van de Pools-Joodse schrijver en schilder Bruno Schulz blijven de gemoederen in beweging brengen, nu weer in Berlijn.

Op 10 mei is het tachtig jaar geleden dat op het Berlijnse Bebelplein de boeken van de gebroeders Mann, Heinrich Heine en Erich Maria Remarque door de nazi’s werden verbrand. Aan dat gebeuren in 1933 herinnert het kunstwerk Versunkene Bibliothek (1995) van de Israëlische kunstenaar Micha Ullman: onder het Bebelplein is een kamer uitgegraven waarin je door een glasplaat in het wegdek een blik kunt werpen. In een onderaardse ruimte ontwaar je witte, lege boekenrekken.

Die inmiddels bijna twintig jaar oude ‘sculptuur’ van Micha Ullman is nu op een onverwachte manier in het nieuws gekomen. De Duitse regisseur Benjamin Geissler had de intentie om van 24 maart tot 21 april op hetzelfde plein een artistieke manifestatie te organiseren waarin herinnerd wordt aan het leven, het werk en de dood van de Pools-Joodse schrijver en schilder Bruno Schulz, die ook in onze contreien grote waardering geniet sinds Meulenhoff zijn verzameld werk heeft uitgegeven, waarin o.m. De kaneelwinkels en Sanatorium Clepysdra zijn opgenomen.

In de Tweede Wereldoorlog was Bruno Schulz de ‘Leibjude’ (lijfjood) van de Weense SS’er Felix Landau, die in Schulz’ Galicische geboortestad Drohobycz een villa had opgeëist die hij met zijn gezin betrokken had. Schulz catalogiseerde er in opdracht van de SS’er geroofd kunstgoed en smukte ook de villa van Landau met wandschilderingen op, in de hoop zo zijn leven te kunnen redden. Maar dat was tevergeefs, want Bruno Schulz werd in november 1942 samen met 265 andere joden in Drohobycz op straat door de SS doodgeschoten.

In februari 2001 heeft Benjamin Geissler die fresco’s in de villa van het nu Oekraïense Drohobycz ontdekt en zijn vondst bekendgemaakt. Toen gebeurde er iets vreemds: in een geheime missie werden drie fragmenten van de muurschilderingen uitgehakt door een Israëlisch team van Yad Vashem, de officiële staatsinstelling van Israël voor het herdenken van de Joodse slachtoffers van de holocaust. De illegale actie, die het geheel van Schulz’ compositie onherstelbaar beschadigde, veroorzaakte wereldwijd opschudding. Nog altijd is niet precies uitgemaakt aan wie de fresco’s feitelijk toebehoren. In elk geval had Geissler de intentie om de gereconstrueerde Bilderkammer van Bruno Schulz op de Bebelplatz voor een groot publiek toegankelijk te maken. Zijn installatie had de opmaat moeten zijn van een tournee die de Bilderkammer ook naar Polen en Oekraïne had moeten brengen.

Maar de Berlijnse autoriteiten hebben om onduidelijke reden de plaatsing van Geissler installatie afgewezen. Zonder dat ze uitlegt waarom, vindt de Berlijnse overheid dat Geisslers werk niet te verzoenen valt met het artistieke concept van Ullmans Versunkene Bibliothek. Ernest Wichner, schrijver en chef van het gereputeerde Literaturhaus in Berlijn, zegt dat hij de beslissing van de overheid niet begrijpt. Volgens Wichner is er geen geschiktere plek om de vermoorde Bruno Schulz te herdenken dan precies het historisch beladen Bebelplein in het hart van Berlijn, de stad waarin de machtsovername van de nazi’s tachtig jaar geleden nu met veel vertoon wordt herdacht.

Man en paard

25 februari 2013

Vandaag vroeg er weer iemand hoe ik me voelde. En ik antwoordde: als de man die geen stal had voor het paard dat hem geschonken werd. Maar nu het te laat is vraag ik me toch af of ik niet liever het paard was geweest.

Het grote lot

24 februari 2013

Een kennis vroeg me vandaag hoe ik me voelde. En voor ik wist wat ik zei had ik geantwoord: ‘Als iemand die het grote lot heeft gewonnen en nog niet is uitbetaald.’

Vlees

23 februari 2013

Wat een slager! Eerst vlees in mijn worst en dan dier in mijn vlees!

Twee ezels

22 februari 2013

Pas uit: Gevangenisliederen van de Chinese schrijver Liao Yiwu, die al meer dan een jaar in Berlijn in ballingschap verblijft.

Op 10 oktober 1995 viel de politie binnen in zijn woning in de stad Chengu en nam er het bijna voltooide manuscript van Gevangenisliederen in beslag. Hij herschreef het boek, wat naar zijn eigen zeggen drie jaar van zijn leven kostte.

In zijn voorwoord vertelt Liao Yiwu dat de politie op 26 en 19 maart 1990 zijn woning al eens had doorzocht en in drie beurten alle manuscripten had geconfisqueerd die hij in de jaren tachtig had geschreven, bijna tweeduizend pagina’s. Daarna deed de politie nog invallen in september 1998, in maart 1999 en in december 2002. Weer eens werd Liao Yiwu naar eigen zeggen van meer dan duizend pagina’s beroofd. En altijd moest hij alles herschrijven.

Met permissie: één ding begrijp ik niet. Waarom verborg Liao Yiwu zijn manuscripten niet, of niet beter? Waarom maakte hij geen doorslagen? Had hij geen vrienden die die doorslagen konden verbergen? Het zou Bertolt Brecht of György Konrád niet overkomen zijn.

Liao Yiwu lijkt een beetje op de held Sigurd uit Fouqués driedelige ridderdrama De held van het noorden over wie Heinrich Heine zei dat hij even sterk is als de rotsen van IJsland, even onstuimig als de zee die ze omgeeft, een man met de moed van honderd leeuwen en zo veel verstand als twee ezels.

De burgemeester (stil): ‘Onder ons: elke dag geef ik die domme Vlamingen een schop in hun kont, haha.’

Wassepoesterofvrouwho(lle)mans (luid): ‘Onmogelijk!’

De burgemeester (luider): ‘Hoezo?’

Wassepoesterofvrouwho(lle)mans (fluisterend): ‘Omdat het schijtlaarzen zijn, haha.’

De burgemeester (heel luid): ‘Haha!’

Wassepoesterofvrouwho(lle)mans (stil): ‘Schijtlaarzen zijn te dom om een oor aan te naaien. Haha!’

De burgemeester (luid): ‘Haha! Wassepoesterofvrouwho(lle)mans toch!’

Schutzhaft

19 februari 2013

‘Als ik Rutte zou willen zien, zal er op tijd een telefoontje komen van de liberale Open VLD: “Die man moet je niet ontvangen”‘, aldus De Wever in NRC-Handelsblad. De Wever klaagt nu al over dingen die zouden kunnen gebeuren alsof ze al gebeurd zijn. Hij beschuldigt politieke rivalen niet van onregelmatigheden die ze begaan hebben, maar die ze zouden kunnen begaan. Hij maakt mensen verdacht op grond van zijn hersenschimmen. Op die manier kun je ook mensen in de bak draaien voor ze iets gedaan hebben uit angst dat ze iets zouden kunnen doen. Schutzhaft heette dat in de jaren dertig.

PS: Als ik niet het geluk had in het buitenland te wonen, zou ik de vraag opwerpen: In welk land leven we waarin een zeurkous die elke dag zijn kwade trouw bewijst als een held wordt gevierd? De Vlamingen moeten zijn vraaggesprek in NRC-Handelsblad maar eens goed lezen. Hij maakt ze uit voor bange wezels. Hij verbergt zich achter hun lafheid om te scoren.

Ze heten nog altijd ‘de nieuwe landen’, al maken ze al meer dan twintig jaar deel uit van de verruimde Bondsrepubliek. Sprake is van de Duitse gebieden die ooit behoorden tot de DDR (Duitse Democratische Republiek), een staat die in 1990, veertig jaar na zijn oprichting, werd afgeschaft. In de Koude Oorlog werd de DDR in West-Duitsland ‘de zone’ genoemd. In de West-Duitse conservatieve pers werd die afkorting altijd tussen aanhalingstekens geplaatst. Die leestekens, eerder agressief dan ironisch, sneuvelden pas nadat de DDR onder de regeringen van Willy Brandt (1969-1974) werkelijk als een staat werd erkend.

Maar wat betekent het geboren te zijn in een onrechtstaat die door zijn tegenbeeld, de BRD, is opgeslokt? Voor Andrea Hanna Hünniger (°1984) is dat geen academische vraag. De schrijfster van Het paradijs (Atlas-Contact) was amper vijf jaar oud toen in Berlijn de Muur viel, veel te jong om deze gebeurtenis op het moment zelf als historisch te kunnen ervaren. Bovendien was Weimar, waar ze geboren werd, ver van het grote gedruis in Berlijn verwijderd. Als Hünniger zich één opening uit haar prille kinderjaren herinnert, dan is het niet die van die Muur, maar van Disneyland, in 1992, op de televisie.

Nergens is de DDR meer verdwenen dan in het oosten van Duitsland. Dat is de kernthese van Hünnigers boek. Daarmee klaagt de schrijfster ook aan dat haar ouders uit schaamte zijn blijven zwijgen over het land waarin ze zijn opgegroeid. Hünniger steekt een beschuldigende vinger uit naar de generatie van haar ouders, die volgens haar tot op het laatste moment in gebreke is gebleven: ‘Feit is dat de Wende niet door onze ouders is voltrokken, maar door de oude kaderleden van de generatie vóór hen. Dat deze ouderen zo veel flexibeler zijn dan mijn ouders, hoe komt dat? Misschien omdat deze generatie nooit een ander systeem heeft leren kennen, alleen de DDR, waarin ze werd geboren.’ Dat is toch een klap in het gezicht van de Oost-Duitse generatie die zichzelf eind jaren tachtig een heldenrol (Wir sind das Volk! Wir sind ein Volk!) heeft toebedeeld in de ontmanteling van de DDR. Hünniger vindt ‘ouders, leraren en politieagenten de allerstomste sukkels’. Die respectloosheid creëerde een sfeer van wat ze een ‘omvangrijk verval van het gezag’ noemt.

Wellicht biedt deze sfeer ook een verklaring voor het machtsvacuüm dat vlak na de Duitse vereniging in de voormalige DDR ontstond. Die leegte uitte zich in allerlei gewelddadige excessen, die volgens mij de verdiensten van de Einheitskanzler, Helmut Kohl, sterk relativeren. In talrijke steden van de ex-DDR maakten skinheads, neonazi’s en extremisten ongestraft jacht op Vietnamezen (aangeduid met ‘fidsji’). In Rostock-Lichtenhagen werden de prefabflats van de nog in de DDR aangeworven Aziatische vakarbeiders in pogromachtige acties onder aanmoediging van massa’s schreeuwers door moordzuchtig uitschot in brand gestoken. De politie keek met gekruiste armen toe. Kohls nieuwe staat, die van zijn geweldsmonopolie geen of te laat gebruik maakte, faalde toen over de hele lijn. De brandstichters gingen vrijuit. In dat licht is het plausibel en verdedigbaar dat Kohl de Nobelprijs voor de Vrede niet gekregen heeft.

Hünniger maakt in haar boek duidelijk dat ze als volwassene op alles is voorbereid. Ze vindt dat crisissen en conflicten in het persoonlijke en maatschappelijke leven tot de dagelijkse kost behoren. In Het paradijs formuleert ze dat soms te slordig, te koket, te onverschillig. Omdat ze zich te vaak herhaalt worden veel van haar uitspraken redundant. Bovendien is het jammer dat dit boek niet voorzien is van een notenapparaat waarin onbekende namen en begrippen voor jonge niet-Duitse lezers verhelderd worden. Ondanks al die tekortkomingen biedt Het paradijs interessante lectuur. Wellicht is het de eerste keer dat een jonge Duitse schrijfster zich zo getormenteerd presenteert als een overlevende van het fantoomland DDR.