Een lofrede op vrijheid, schoonheid en verbeeldingskracht

De volledige versie en achteraan voor de eerste keer ook het hele essay:

De centrale fictie en de geheime agenda van het Vlaams Belang: het totalitarisme

Brieven aan mijn postbode, Will Tura en Peter Vandermeersch

door Piet de Moor

Voor mijn broer Paul, voor mijn moeder Marie-Thérèse en natuurlijk voor Noëlla

‘Maar geen enkele angst en geen enkele lafheid is toereikend om te ontkomen aan de geheime listen en lagen en evenmin aan de openlijke aanvallen van moreel laagstaande vijanden.’

Giacomo Leopardi, Gedachten
‘Ik was bang dat, als ik de zaak uitstelde, mijn aandrift tot schrijven zou bekoelen, omdat met de plaats van handeling misschien ook mijn emoties zouden veranderen.’

Francesco Petrarca, Brieven

Verantwoording

Dit boek heeft een structuur die wat uitleg behoeft. Het opent met het opiniestuk Blokfluiten en sirenen voor het Vlaams Belang dat ik in mei 2006 aan De Standaard aanbood. Het stuk werd geweigerd. Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur van de kranten die door de VUM (weldra Corelio media) worden uitgegeven, heeft nooit geantwoord op mijn vraag waarom mijn stuk niet in de krant gepubliceerd kon worden.
      Daarna volgen zes open brieven aan Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur van de krantengroep waartoe De Standaard behoort. Maar ik spreek Vandermeersch aan als algemeen hoofdredacteur van De Standaard, omdat die krant de aanleiding vormde tot het schrijven van mijn zes brieven. Hier moet ik ook zeggen dat Peter Vandermeersch geen enkele van mijn brieven beantwoord heeft.
      Na de brievencyclus volgt een uitvoerig essay over het totalitarisme. Het is zowel een Vlaamse casestudy als een algemeen onderzoek naar de anatomie van de totalitaire staat. Om het essay te kunnen schrijven heb ik onder meer een beroep gedaan op het verhelderende termen- en begrippenapparaat uit Hannah Arendts magistrale essay Totalitarisme.
      Het boek wordt afgesloten met een annex: een opiniestuk dat onder de titel Blokfluiten voor het Vlaams Belang in lichtjes gewijzigde vorm in De Morgen van 14 juli 2006 verscheen.
      Ik ben de vele lezers dankbaar die deze zomer het ontstaan van deze Open Brieven met stijgende spanning en met oplopende verwachtingen hebben meegemaakt en begeleid. Want nog voor ze hier verschenen, leidden de brieven al een eigen leven in Vlaanderen. Mijn vrienden en sympathisanten stuurden ze rond en mailden ze door het hele land. Onder de lezers die mijn brieven lazen, bekenden en onbekenden, stuurden velen me hopen post, luchtten hun gemoed, gaven kritiek en commentaar. Behoudens één uitzondering moedigden ze me allemaal aan. Helaas was het niet mogelijk om die brieven en mails van mijn sympathisanten nu al in deze Lofrede op te nemen. Later zal het daar ongetwijfeld toch wel eens van komen.
      Ik kan de mensen die me gestimuleerd hebben hier niet noemen. Er zijn er heel wat – typisch voor deze tijd – die ik niet kan vermelden zonder ze in een lastig parket te brengen. Maar ik kan hier wel zeggen dat ik het zonder hun aansporingen niet zou hebben uitgehouden. Ze brachten de intellectuele verkoeling die ik in deze in alle opzichten hete en rare zomer nodig had.
      Dit boek kwam uit de lucht vallen. Tweeënhalve maand geleden, toen ik de brieven begon te schrijven, had ik er geen idee van waar ik zou eindigen. Nu is de Lofrede klaar. Het ging zo: nadat ik een paar brieven had rondgestuurd, bezorgde mijn goede vriend en journalist Jeroen Kuypers enkele epistels aan de Nederlandse uitgeverij Aspekt. Meteen werd ik gecontacteerd door Dr. Perry Pierik die me vroeg of Aspekt de brieven mocht publiceren. Ik was het daarmee eens, maar ik vond dat er dan een kroon op het werk moest staan en dat ik een essay moest opnemen waarin ik vertel hoe ik aankijk tegen het monster Totalitarisme zoals het in Vlaanderen zijn schaduw werpt.
     
      Ik dank mijn goede vriendin Noëlla Bauwens, die vanuit haar artistieke en maatschappelijke engagement ook zeer met dit onderwerp is begaan, hartelijk voor de tijd en de moeite die ze heeft gedaan om mijn werk tot een goed einde te brengen. Ze was mijn onvermoeibare critica, ze speurde naar de informatie die nog ontbrak, ze deed talloze suggesties om mijn teksten te verbeteren en mijn argumenten kracht bij te zetten. Ze keerde elke zin om en sloeg het gruis eraf. Zonder haar hulp zouden de Open Brieven er niet bij gestaan hebben zoals ze dat nu doen. Nu kunnen de brieven worden geopend en gelezen.
     
      Ten slotte wil ik nog twee dingen over mezelf zeggen. Toen ik jong was, werd ik zelf verleid door de lokroep van het totalitarisme. Mezelf aan een onderzoek onderwerpend kan ik zeggen: een mens kan veranderen, ook ten goede. Bij mezelf heb ik die stofwisseling als een weldaad ervaren:

Faust:
‘Ja, één devies ben ik steeds trouw gebleven,
Geen andere wijsheid heeft voor mij gezag:
Slechts hij verdient de vrijheid en het leven
Die ervoor vecht van dag tot dag.
Zo speelt zich hier het nijvere leven af,
Omgeven door gevaar, van wieg tot graf.
Hier ’t volk te zien, de vrije mens
Op vrije grond, dat is mijn liefste wens!
Dan zou ik wel de woorden wagen:
Blijf, ogenblik, je bent zo mooi!
Dan viel het spoor van al mijn levensdagen
Nooit de vergetelheid ten prooi.-
Met dat geluk voor ogen koester ik
Nu reeds dat zaligmakend ogenblik.’

Goethe, Faust, een tragedie

Piet de Moor
10 augustus 2006

‘Er was destijds zelfs al het denkpatroon van de politiek van het “appeasement”: invloedrijke groeperingen waren ervoor om Hitler “onschadelijk te maken” door hem “verantwoordelijkheid” te geven.’

Sebastian Haffner, Het verhaal van een Duitser. 1914-1933
     
Woord vooraf
     
Het totalitarisme heeft de massa nodig om de macht te veroveren, maar niet om ze te behouden. Daarom moeten we verhinderen dat het VB de macht verwerft. Als we het VB in het zadel helpen, dreigen we onder de hoeven van dat Trojaanse paard terecht te komen. Wie zijn electorale vrijheid gebruikt om zijn vrijheid af te schaffen en zichzelf te ketenen, moet later niet klagen dat zijn kans om de ‘vergissing’ recht te zetten verkeken is.1 De lichtgelovige massa die kiest voor het VB, kiest voor een cynische kliek die de naïeve massa voor haar diensten zal bedanken zodra de kliek de macht veroverd heeft. Het blaten is voor de schapen, de wol is voor de kliek.
      De service van het VB? Ontevreden? Geld zeker niet terug! Wie kiest voor het VB sluit een contract met de tirannie en betaalt zijn contributie voor de grafsteen op de vrijheid. Na de ‘vergissing’ is er geen weg terug. Zoals elke totalitaire beweging of partij eist het VB onvoorwaardelijke loyaliteit als onderdeel van de kadaverdiscipline die het in zijn vaandel voert. Want in de ogen van het totalitarisme is elk vermoeden van ontrouw al een bewijs van verraad. Willekeur is immers de grondwet waarmee de totalitaire dictatuur regeert.
      Wat krijgen we in elk geval als we de macht aan het VB afstaan? Vernietiging. Maar destructie is toch een toestand die we naast zoveel andere ook uit pragmatische overwegingen maar beter kunnen overslaan (tenzij we onszelf beu zijn en onszelf willen vernietigen, en tenzij we er plezier in scheppen om onze eigen kinderen aan onze hunkering naar zelfvernietiging prijs te geven). Want na de destructie moet alles toch weer worden opgebouwd. Dus kunnen we ons maar beter een wereld voorstellen waarin de nachtmerrie van een VB-dictatuur al ver achter ons ligt en waarin Philip Dewinter hooguit nog functioneert als gevelschilder of als loketbediende die in Antwerpen de toeristische folders uitdeelt aan de buitenlanders die de metropool met een bezoek vereren. Zodra we in staat zijn om met dat beeld vertrouwd te raken, dringen we het VB in het defensief en trekt de stank al weg die opstijgt uit de lakens van de bruine spoken. We moeten ons Dewinter voorstellen zoals Sebastian Haffner in Het verhaal van een Duitser. 1914-1933 de Oostenrijker presenteerde: ‘Van de mensen die hem in 1930 in het Sportpaleis begonnen toe te juichen, hadden de meeste zich waarschijnlijk van deze man op straat nog van geen vuurtje willen laten voorzien.’
      Er is nog niets verloren. De macht van het VB stelt nog altijd veel minder voor dan de partij met haar propagandamachine ons wil doen geloven. Ze moet haar voorlopige macht wel een grote gelding proberen te geven. Ze doet dat vanuit haar slachtofferrol waarmee ze nog meer macht binnen tracht te halen. Vandaar dat ze iedereen intimideert die zijn stem tegen het VB verheft. Vandaar dat het VB zo hamert op zijn gezichtsloze miljoen als een corrupte smid op het hoefijzer waarmee hij zijn eigen kromme poot beslaat.
      Het zou met de tirannen niet zo lang duren als de onderdrukten het bloed op hun gezicht zouden herkennen als de schmink waarmee de clown zijn publiek bang wil maken, schreef de cultuurfilosoof Manès Sperber in zijn Analyse van de tirannie (1937). Over de onderdanen die de clown maken merkte hij op: ‘Hun angst maakt hem groot, maar hun moed – als ze die op tijd hadden gehad – zou de clown nooit de kans hebben gegeven om in de bloedige maskerade van een god-clown te verschijnen.’

Blokfluiten en sirenen voor het Vlaams Belang

‘Het is verbazend dat sommige mensen – ik noem ze maar blokfluiten – zich niet schamen om de onnozelste argumenten voor machtsdeelname van het Vlaams Belang in te roepen. Een van die veelgehoorde argumenten is: zo zal het VB zijn bestuursonkunde bewijzen. Wie dit standpunt verdedigt, bepleit het vooruitzicht op slecht bestuur als het betere alternatief. Bovendien, welke ervaring leert dat slechte bestuurders vrijwillig aftreden?
 Iedereen weet wat er in doos van het VB zit. Diegenen die pleiten voor machtsdeelname van het VB zijn niet alleen defaitisten. Onder hen zijn er ook heel wat die alleen maar denken aan hun eigenbelang, aan het behoud van hun functies en hun macht en aan het op afstand houden van rivalen. Toch heb ik de indruk dat sommigen ook wat verdoken plezier willen beleven aan het optillen van het deksel van de doos. Dat blinde verlangen om te openen wat gesloten is, is dom en banaal, maar die dwaze hunkering heeft wel al altijd bestaan. Het gaat om de zwakheid die mensen ertoe verleidt om het paard van Troje altijd weer binnen de muren te halen. Dat is een hunkering die heel wat tegenstanders van het cordon sanitaire in de klassieke partijen en in de publieke opinie bezielt. Maar zijn die blokfluiten even nieuwsgierig naar het resultaat van hun ontnuchtering?
 Over de deelname van het VB wordt graag gepraat in termen van binnenbreken, maar zijn de schurken die uitgenodigd worden om in te breken nog dieven? De pleitbezorgers van de machtsdeling met het VB maken op mij de indruk van huisbezitters die ’s nachts de deuren van hun huizen laten openstaan in de hoop dat de dieven maar één keer zullen komen en dat ze zich, gezien de toegankelijkheid van de domeinen, als redelijke schurken zullen gedragen. Maar wat moeten we beginnen met burgers die medeplichtig worden aan de misdaden die anderen tegen henzelf beramen? Wat gebeurt er als de schurken toch niet redelijk blijken te zijn? De politie die dat soort ‘onfaire’ wetsovertreders achtervolgt, moet nog worden uitgevonden.
 Het succes van het VB is voor mij niets anders dan het succes van de haat tegen het leven en het mogelijke geluk dat ermee verbonden is. Het sociaal gespreide succes van deze totalitaire partij bewijst dat dit gevoel van levenshaat niet klassengebonden is. Het VB en zijn aanhangers is het om blinde haat en actie te doen: een vorm van verbeten moordzucht tegen alles wat het minst in staat is om zichzelf te verdedigen. Het verontrustende aan het succes van het VB is immers niet dat de partij de waarheid geweld aandoet, maar dat ze juist aanhangers wint door opzettelijk te liegen. De verkiezingsslogan waarmee het VB het meeste succes zou boeken, is ongetwijfeld: ‘Als u voor ons kiest en ervoor zorgt dat we winnen, zullen we harder liegen dan ooit tevoren’. Ik denk dat het VB zelf verrast was toen die partij ontdekte dat het zich verstrikken in tegenspraken en leugens geen handicap is, maar juist de koninklijke weg van haar succes.2 Hetzelfde geldt voor het gebruik van geweld. Daarom doet de gemoedsgesteltenis van al die VB’ers, ondanks de m.i. verdachte want weinig gefundeerde weerzin die tegen zulke vergelijkingen bestaat, me denken aan de stemming van al die Duitse nihilistische schrijvers die hun geschriften als banderilla’s op de massa afvuurden en over wie Hannah Arendt in haar studie Totalitarisme schreef: ‘Ze waren tevreden als ze blind partij konden kiezen voor alles wat de eerbare samenleving had verbannen, ongeacht de theorie of de inhoud, en zij verhieven wreedheid tot een hoofddeugd omdat wreedheid in tegenspraak is met de humanitaire en liberale hypocrisie van de samenleving’.
 Met Thucydides zouden we kunnen zeggen: ‘Zo weinig moeite geven zich de mensen bij het onderzoek naar de waarheid; liever wenden ze zich tot wat het eerst voor de hand ligt.’ We mogen niet vergeten dat politiek ook een uitdrukking is van een stemming. Alles wat in het openbaar gebeurt, heeft ook in het privé-leven zijn wortels. De Italiaanse schrijver Umberto Saba presenteerde Napoleon Bonaparte ooit als een kind dat altijd weer wegliep van zijn moeder, steeds verder en verder van huis, van Parijs naar Moskou. Maar omdat Napoleon zijn strooptochten in het gezelschap van enorme legertroepen verrichtte, ontging het de buitenwereld dat de zogenaamde Europese beschavingsidealen die de dictator bezielden alleen maar de dekmantel van zijn individuele, destructieve obsessies waren.
 Daarom ben ik verbouwereerd als ik sommigen hoor zeggen dat Gerolf Annemans af en toe als een verstandig man praat. Ik geloof mijn eigen oren niet, want het is alsof ik weer hoor zeggen dat Hitler nog zo kwaad niet was: kijk maar naar de autosnelwegen die hij aanlegde. Of dat Mussolini ook zijn verdiensten had: kijk maar naar de moerassen die hij droog liet leggen. Je hoeft toch geen intellectueel te zijn om te weten dat het stinkdier niet minder gaat stinken als je het onder de kraan blijft houden.
 Het eerste doel van totalitaire partijen, zoals het VB er één is, is altijd het ondermijnen van de rechtsstaat, die de behoeder van onze waarden en de buffer van hun ondermijners is. Hebben we zo’n kort geheugen dat we ons al niet meer herinneren hoe uitgerekend Gerolf Annemans tijdens het oprichtingscongres van het Vlaams Belang op 14 november 2004 de rechtsstaat openlijk aanviel door de rechters die het Vlaams Blok als een racistische partij veroordeeld hadden fysiek te bedreigen. Op het gevaar van zulke dreigingen, die als een dolkstoot op het hart van de rechtsstaat zijn gericht, wees de joods-Hongaarse Nobelprijswinnaar literatuur Imre Kertész toen hij in zijn essay De ongelukkige twintigste eeuw opmerkte dat de nazi’s niets anders nastreefden dan de nihilistische tegencultuur die alles ten koste van de ander wil (en niets voor een ander). Annemans, zijn kornuiten en zijn partij behoren duidelijk tot de krachten die de consensus over het habeas corpus, dat het ware fundament van onze beschaving is, aan het vernietigen zijn.
 Ten slotte: de klassieke partijen die zouden instemmen met machtsdeelname van het VB op lokaal niveau, zullen daarvoor later op nationaal vlak de rekening betalen, in welke vorm ook. Waarom zouden de kiezers voor de kopieën kiezen, als ze direct het origineel kunnen krijgen? Er zijn kortom geen redelijke argumenten om, na zovele jaren, voor de opheffing van het cordon sanitaire te pleiten.
 Ik zou niet graag in de schoenen staan van de partij die bezwijkt voor de lokroep der sirenen en het akkoord rond het cordon sanitaire als eerste verbreekt. Die partij zal door de geschiedenis worden vervloekt als de ondermijner van de waarden waarover sedert het einde van de Tweede Wereldoorlog (maar ook daarvoor al) in de hele westerse wereld een consensus bestaat. Daarom zal de reputatie van de partij die het cordon aan haar laars lapt nog kwalijker zijn dan die van het geboefte dat ze salonfähig heeft gemaakt.
 Het heeft geen zin om te praten over de goede kanten van het VB, want er zijn er geen. In zulke zaken deel ik zonder reserve de mening van Sebastian Haffner die bijna zeventig jaar geleden in Het verhaal van een Duitser (1939) over de opkomende nazi’s in Duitsland schreef: ‘Het was eenvoudig vermoeiend om te praten over welke van hun beweerde doelstellingen en plannen toch enigszins aannemelijk of op z’n minst “historisch gerechtvaardigd” was, als het geheel zo stonk zoals het deed. Dat de nazi’s vijanden waren – voor mij en voor alles wat me dierbaar was –, daarin vergiste ik me geen moment. Waarin ik me echter volkomen vergiste, was hoe huiveringwekkend die vijanden zouden zijn. Ik neigde er destijds nog toe om hen niet helemaal serieus te nemen, een wijdverbreide instelling onder hun onervaren tegenstanders, die hen veel geholpen heeft en ook nu nog helpt.’

‘Dat de leden van totalitaire bewegingen onvoorwaardelijk loyaal zijn en het volk totalitaire regimes steunt, verstoort onze gemoedsrust. Nog verontrustender is dat deze bewegingen een onmiskenbare aantrekkingskracht uitoefenen op de elite van de samenleving, en niet alleen op het gepeupel. Het zou inderdaad van onbezonnenheid getuigen om de indrukwekkende lijst van eminente mensen die het totalitarisme tot zijn sympathisanten, meelopers of partijleden kon rekenen, toe te schrijven aan artistieke buitenissigheid of wetenschappelijke naïviteit.’

Hannah Arendt, ‘Het voorlopige bondgenootschap tussen het gepeupel en de elite’ uit Totalitarisme

30 mei 2006

Eerste open brief aan Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur van De Standaard

Mijnheer de algemeen hoofdredacteur

Nadat de redacteur van uw opiniebladzijden mijn stuk Blokfluiten en sirenen voor het Vlaams Belang had afgewezen, heb ik het artikel alsnog aan u bezorgd in de hoop dat u het in De Standaard zou publiceren. U hebt op mijn voorstel niet gereageerd. Daarom neem ik aan dat u definitief beslist heeft om mijn bijdrage niet op te nemen, al heeft u niet de moeite gedaan om me de reden van uw afwijzing te verklaren. Natuurlijk heeft u het recht om een opiniestuk te weigeren. Dat zal wel meer voorkomen, dat betwist ik niet. Ik ken de gekwetste ego’s wel, en ik ken ook het mijne. Maar mag ik niettemin proberen uit te leggen waarom ik uw stilzwijgen en uw beslissing betreur, en ook niet begrijp?
      Eerst wil ik echter de andere lezers van deze open brief duidelijk maken dat u en uw krant over mij niet kunnen klagen, want u bent beter geplaatst dan wie ook om te weten dat ik nooit misbruik van uw gastvrijheid heb gemaakt. Het is de tweede keer in 55 jaar dat ik voor De Standaard een opiniestuk schrijf. U zult samen met mij toch wel toegeven dat er opinieschrijvers zijn die u vaker lastigvallen, al weet ik niet of dit het juiste woord is, want ik heb niet de indruk dat u het VB met tegenzin aan het woord laat in uw krant. En nu is er dezer dagen in de persoon van Jean-Marie Dedecker een opinieschrijver opgedoken die uw pagina’s herhaaldelijk heeft mogen bezetten met standpunten die niet direct uitblinken door nieuwe, verrassende, verfrissende of scherpzinnige inzichten, maar die wel op een voorspelbare manier in de media komen. Ik kan me vergissen, maar misschien is het wel zo dat u de worstelaar de opiniepagina’s van uw krant zo gretig aanbiedt om op een verholen manier aan zijn politiek te doen?
      Maar goed, mijn eerste en dus laatste stuk, dat enkele maanden geleden wél op de opiniepagina van uw krant mocht verschijnen, ging over de spelling van het Nederlands. Ik zou er nooit ophef over gemaakt hebben als mijn stukje over de spelling niet verschenen was, want zo belangrijk is die kwestie nu ook weer niet. Maar nu is het toch wel anders. Nu heb ik dus voor de tweede keer een opiniestuk aan uw redactie bezorgd. En uw krant wil dat stuk, dat over het totalitarisme in Vlaanderen gaat, niet publiceren. Maar voor ik het daarover heb, moet ik toch eerst benadrukken dat het totalitarisme een thema is waar ik als schrijver het grootste deel van mijn leven mee bezig ben geweest. Het onderwerp houdt me in zijn greep en blijft me fascineren, wellicht tot in het graf. Ik heb een paar boeken geschreven waarin dat thema centraal staat. Ook in Schemerland, mijn jongste boek, gaat het over bijna niets anders dan over de rampspoed en de trauma’s die de totalitarismen in de twintigste eeuw hebben aangericht. Maar eigenlijk hoef ik u, mijnheer de hoofdredacteur, dit allemaal niet te vertellen, want u heeft mijn boek zelf gelezen, en zelfs heel goed. In oktober vorig jaar was ik (in het gezelschap van Geert Mak) in Antwerpen te gast op het Andere Boek, en daar heeft u me op een intelligente manier over mijn boek ondervraagd. U deed dat zo vakkundig dat ik u achteraf met uw rol als interviewer heb gelukgewenst. U weet dus maar al te goed waarmee ik bezig ben.
      En nu vond ik dus dat het moment gekomen was om over het gevaar van het totalitarisme in Vlaanderen een artikel te schrijven, het tweede opiniestuk in mijn middelbare leven dat ik aan uw krant bezorg. Ik deed dit ook omdat ik de veelgehoorde klacht van zoveel Vlamingen dat ze in de loop van de geschiedenis altijd zijn bezet, heel onredelijk vind. Integendeel, die Vlamingen zijn juist aan bezettingen verslaafd geraakt en kunnen blijkbaar niet meer zonder. Bij gebrek aan een ander volk dat hen wil bezetten, staan ze nu op het punt om zichzelf via het VB te bezetten. Daarover wilde ik het hebben in mijn stuk, want ik denk dat die situatie vrij uniek is in de beschaafde wereld.
      Ik vind nu wel dat u mijn artikel op grond van de argumenten die ik al genoemd heb, had moeten publiceren. Waarom verder ook nog? Omdat er in mijn stuk een paar elementen staan die mijns inziens nog niet aan bod zijn gekomen in de discussie. Een paar recente drama’s noem ik weliswaar niet bij hun naam, maar dat is geen toeval of verzuim. Door van de gebeurtenissen afstand te nemen, wilde ik de kern van het probleem blootleggen, de steen omkeren waaronder de pissebedden krieuwelen. De kern is dat het VB als totalitaire partij zijn pijlen op het hart van de rechtsstaat richt, wat kenmerkend is voor het gedrag van elke totalitaire partij van rechtse of linkse signatuur. Hoe kun je de rechtsstaat doeltreffender ondermijnen dan door de rechters zelf fysiek te bedreigen? Dat is wat Gerolf Annemans met zijn trefzeker fascisteninstinct heeft gedaan toen hij op het congres waarop zijn partij van naam veranderde de rechters bedreigde die het Vlaams Blok als een racistische partij veroordeeld hadden. Dat was een van de duidelijkste geweldsignalen die de top van het VB toen aan de basis gaf. Maar wat heeft u toen gedaan? De dag volgend op het congres van 14 november 2004 heeft u in een commentaar onder de titel ‘Normaal en gezond politiek landschap’ in De Standaard geschreven dat het VB een normale partij geworden was. U bestond het om de dreiging van Annemans, waarover alle andere kranten berichtten, op maandag 15 november in uw krant te verzwijgen. Dat was het puike werk van Bart Brinckman, de DS-redacteur die bij Dewinter op schoot zit. Pas één dag na alle andere kranten, op 16 november, citeerde u Annemans’ uitval (‘Ze zijn gewaarschuwd’) zonder enig commentaar. Vanaf die dag was de binnenlandse berichtgeving van uw krant werkelijk perfide, tendentieus, onverantwoord en alleen nog gericht op het misleiden van uw lezers. Op die dag hebt u de kaap van het cynisme bewust en met succes genomen. Sindsdien baggert De Standaard alleen nog dubbelzinnigheden en halfslachtigheden uit de binnenlandse modderpoel en verzwijgt ze wat werkelijk in de krant zou moeten staan.
      Nu zouden we allemaal moeten weten dat het VB zonder vijanden en zonder gewelddadigheid niet kan gedijen. Omdat er in onverdraagzame, gewelddadig-totalitaire partijen als het VB een enorme naar binnen gerichte groepsdruk heerst, maakt alleen het bestaan van een externe vijand die druk binnen de groep draaglijk voor de leden. Het behoort immers tot de paradoxen van elke totalitaire en gewelddadige partij dat ze een vijand nodig heeft en dat ze die vijand niet kan vernietigen zonder haar eigen bestaansreden op het spel te zetten. Daarom kijkt het VB al uit naar de volgende vijand, nog voor het VB de vorige vijand helemaal heeft verteerd. Zoals elke totalitaire partij heeft het VB een eeuwige honger naar de vijand die net zo goed een Turk kan zijn als een Vlaamse rechter, en bij uitbreiding natuurlijk iedereen die de standpunten van het VB niet deelt.
      Er komen in mijn opiniestuk nog een paar andere thema’s voor die ik haast freudiaans zou noemen en die inspelen op bepaalde, minder fraaie aspecten van de menselijke natuur in het algemeen, maar die volgens mij toch wel onderschat worden. Bovendien laat ik er geen twijfel over bestaan dat de schuldigen van het almaar somberder en verstikkender klimaat in Vlaanderen die burgers zijn die het Vlaams Belang steunen, dat de schuldigen die burgers zijn die voor die partij stemmen en er stemming voor maken. Ik vind niet dat we de verantwoordelijkheid van die ‘brave’ VB-kiezers moeten bagatelliseren. De vaak gehoorde mening dat die kiezers het gedachtegoed van het VB niet delen is wel heel onnozel, want wie er zo over denkt, houdt de VB-kiezers voor politiek ontoerekenbaar, zeg maar voor zwakzinnig.
      Ze worden overigens inmiddels almaar driester, de blokkers die inmiddels belangers (en belagers) zijn geworden. In het begin schaamden ze zich nog over hun gedrag, ze waren blokkers in het geniep, onderblokkers dus. Na de stiekeme fase zijn ze zich gaan outen, en nu spuien ze hun racistische praat al ongezouten in het openbaar (van het genre: ‘je zou bang zijn om een Belg te zijn’ als ze de schim van een Turk of de tip van een hoofddoek hebben gezien) en kijken ze je strak aan omdat ze – nu ze inderdaad bovenblokkers geworden zijn – je totale instemming eisen met de verbale agressie die ze plegen. En straks slaan ze je natuurlijk op je gezicht als je iets anders beweert, omdat ze het ondenkbaar vinden dat iemand iets anders denkt dan de hatelijkheden die omgaan in hun bekrompen hoofd. Ik ken in mijn omgeving genoeg racisten die in de Gentse Sleepstraat bij de Turk graag een pizza gaan eten omdat het haast niets kost. Eerst gratis smullen en dan doodslaan! Vlaanderen vakantieland!
      Maar ik kan mijn opiniestuk hier natuurlijk niet helemaal gaan herschrijven en ik heb ook geen zin om uit te leggen wat er precies in staat. Het is al erg genoeg dat deze brief langer is dan het opiniestuk dat ik geschreven heb. Dat ik niettemin het een en ander moet verklaren, bewijst alleen maar dat u en de eindverantwoordelijke van de opiniërende pagina’s toch niet helemaal begrepen hebben wat de betekenis is van mijn stuk. Hoewel me dat blijft verbazen, zou ik ook kunnen opperen dat u mijn stuk niet wilt publiceren omdat u vindt dat ik niets vertegenwoordig: geen partij, geen vakbond, geen loge, geen kerk, geen auto- of allochtone gemeenschap, niet eens een schaak-, een voetbal- of een worstelploeg. Daar heeft u natuurlijk gelijk in. Ik heb geen andere organisatie achter me dan de onzichtbare en weinig gespierde maar daarom niet minder kritische massa van het onafhankelijke denken. Maar zonder daarin te overdrijven, koester ik als ongebonden intellectueel ook een zekere bezorgdheid om het algemeen belang, een zorg die natuurlijk ook is ingegeven door eigenbelang, aangezien ik goed besef dat het soort werk dat ik graag doe alleen gedaan kan worden in een sfeer van sereniteit, die per definitie geen sfeer is die door het VB wordt bepaald. Helaas merk ik nu dat die onzichtbare, weinig gespierde en kritische massa van het onafhankelijke denken in Vlaanderen niet veel aantrekkingskracht en aanhang heeft. Ik had verwacht dat ze tenminste in uw krant wat meer aanzien zou genieten.
      Ik hoop nu maar dat u niet denkt dat ik een querulant ben, want dat ben ik niet. Ik heb interessantere bezigheden dan het zoeken of stoken van ruzies. Alleen heb ik geen zin om mijn mening niet te zeggen. Als ik een opportunist was geweest, dan had ik deze brief wel niet geschreven. Nu hoop ik maar dat u de onafhankelijke intellectuelen die geen opportunisten zijn, niet altijd als lastig in de negatieve zin en dus als querulanten gaat beschouwen, want die indruk heb ik soms wel eens. Zover is het blijkbaar al gekomen dat we ons al moeten verontschuldigen omdat we een kritisch temperament hebben en omdat we ons niet meteen uit het veld laten slaan. Zelf wil ik me beperken tot de vraag: waarom zou ik het u gemakkelijk maken, als ik het mezelf moeilijk maak?
      Vanzelfsprekend zal ik De Standaard blijven lezen, de Vlaamse markt biedt niet veel andere mogelijkheden, en de andere kranten in Vlaanderen doen werkelijk niet veel moeite om u, mijnheer de hoofdredacteur, het gevoel te geven dat u beter kunt. In elk geval zal ik niet meer proberen om nog een derde keer in mijn bestaan een mening voor uw krant te schrijven, aangezien ik aanneem dat uw dagblad niet bij machte is om deze exponentiële groei van mijn intellectuele bemoeienissen in het ruimtelijke bestek van uw kwaliteitsbladzijden te verwerken. Ik veronderstel dat u met genoegen kennis van mijn beslissing neemt en ik verwacht van u niet eens te horen dat u niet aan de discussie deelneemt, en zelfs niet dat u ze sluit nog voor ze begonnen is.
     
Met bittere hoogachting,
     
Piet de Moor
Schrijver

‘Tot mijn grote genoegen heb ik eens een kok een leeuwerik zien plukken die nog niet de afmetingen van een gewone vlieg had, en heb ik een jong meisje gezien dat een onzichtbare zijden draad door een onzichtbare naald haalde.’

Jonathan Swift, De reizen van Gulliver

20 juni 2006

De Standaard en het Duivelspact met het VB

Tweede open brief aan Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur van De Standaard

Mijnheer de algemeen hoofdredacteur

Vele lezers vragen zich af waarom de ‘kwaliteitskranten’ – ik weet dat u uw eigen krant daartoe rekent – in Vlaanderen almaar kleiner worden. Er lijkt wel een competitie in het verschrompelen aan de gang, een toenemend afnemen van potentie. Als het zo doorgaat, is er binnenkort per krantenpagina nog ruimte voor één foto met één onderschrift, en straks kun je De Standaard lezen in een muizenhol.
      Ik zie voor het krimpen van uw krant een reden die nog niet is aangehaald: uw krant bestaat tegen haar zin. Het liefst zou De Standaard zelfmoord plegen. Het volstaat om de saaie, slappe en inhoudloze commentaren van de laatste weken over allerlei non-events te lezen om het gewicht van de loden mantel der verveling op je eigen schouders te voelen wegen. Want zo is het toch: de spannende analyse van de binnenlandse politiek is helemaal uit uw krant verdwenen sinds u aanneemt dat het Vlaams Belang na de gemeenteraadsverkiezingen de stadhuizen verovert.
      Ik zal u proberen uit te leggen welk motief er schuilgaat achter uw desinformatiepolitiek, want u zult het toch wel met me eens zijn dat het bewust achterhouden van informatie een nogal radicale variant van desinformatie is? Aangezien ik hier vanaf mijn stoel in uw hoofd kan kijken (ik kan gelukkig niet alles zien, maar datgene wat me interesseert zie ik maar al te goed), meen ik daar een spookbeeld te ontwaren. In uw hoofd draait de film met de nogal lange titel: ‘Hoe blijf ik na 8 oktober op mijn stoel zitten zonder mijn gezicht te verliezen?’ U probeert zich inderdaad voor te stellen hoe u na de gemeenteraadsverkiezingen zult omgaan met het VB, en hoe u de nieuwe constellatie nu al aan uw lezers kunt verkopen.
      Ik wil hier een hele reeks redeneringen overslaan om terug te keren naar de kern van de zaak: in uw krant is de echte nieuwsgaring en de goede duiding over de binnenlandse politiek gesneuveld. Dat gebrek aan informatie, dat zeker niet wordt goedgemaakt door uw dubbelzinnigheden over uw relatie met het VB, is het signaal aan het adres van het VB dat de algemeen hoofdredacteur van De Standaard zijn Canossa aanvaardt en dat zijn draaikontendans definitief begonnen is. U heeft het Duivelspact met het VB gesloten, en nu bereidt u de lezers bij wijze van spreken voor op de foto waarop u uw hand uitsteekt naar de knuisten van de Annemansen en de Dewinters om ze te feliciteren met hun geboekte resultaat. U wilt er niet meer aan herinnerd worden dat u zou moeten herinneren aan de criminele opvattingen van Gerolf Annemans, die de rechtsstaat bedreigde door de rechters die het VB als een racistische partij veroordeelden, in het openbaar fysiek te bedreigen. Ik hoef u niet te vertellen dat het VB zich nu in zijn handen wrijft omdat die partij weet dat ze u helemaal in haar zak heeft.
      Ik vrees nu dat uw krantenbeleid van de komende weken en maanden helemaal in het teken zal staan van een nieuwerwets culinair programma dat ook zou kunnen heten: ‘Hoe kook ik het zo mals dat ze het slikken zonder kauwen?’ Uw lezers, van wie een grote meerderheid – bent u dat dan vergeten? – niet met het VB sympathiseert, moeten immers gewennen. U probeert ze in zachte, want reeds gebruikte pampers in te snoeren.
      Ik ben ervan overtuigd, mijnheer de algemeen hoofdredacteur, dat uw krant in het populisme is gevlucht om aan de binnenlandse politieke actualiteit te ontsnappen. Daardoor zijn we in een rare situatie verzeild geraakt waarin ik wel gedwongen word een oordeel te vellen over uw beleid als algemeen hoofdredacteur van De Standaard. Ik vat het zo samen: de actualiteit, althans de uwe, is niet langer actueel.
      Een verhelderend voorbeeld voor het falen van uw informatiebeleid – dat volgens mij geen falen is, maar kwade trouw – is een opiniestuk dat gastschrijver Geert Buelens op 7 juni in De Morgen publiceerde. In dat stuk drukte Buelens, die niet eens een journalist, maar een Vlaamse schrijver en professor Nederlandse literatuur in Utrecht is, er zijn verbazing over uit dat het gilde van de schrijvende Vlaamse media het blijkbaar niet de moeite waard vond om het publiek in te lichten over een recente beslissing van de Kamer om een VB-voorstel over het einde van België in overweging te nemen. In die aangenomen resolutie maant het VB de regering voorbereidingen te treffen om het land te ontbinden. Buelens: ‘Geen klein nieuws, lijkt me. Zou het ooit eerder gebeurd zijn in de Belgische geschiedenis dat alle Vlamingen voor en alle Walen tegen eenzelfde voorstel stemden?’ Want dat is wat er gebeurde. En Buelens gaat voort dat de Vlaamse media nauwelijks aandacht aan dat nieuws hebben besteed. Behalve een Belga-bericht van zeven regels is ook uw krant aan dit nieuws voorbijgegaan. Vanzelfsprekend vond u het de moeite niet waard om dit nieuws te becommentariëren.
      Maar er is meer. Dat opiniestuk van Buelens, een professor die geen journalist is en die dus uiteraard geen deel uitmaakt van een Belgische krantenredactie, haalde het internationale nieuws. Zijn artikel werd opgenomen in Le Courrier International (15 juni, nummer 23), een gezaghebbend Frans magazine (110.000 oplage) dat de belangrijkste krantenartikelen uit de hele wereld verzamelt, selecteert en publiceert. Le Courrier International vergist zich echter als hij meent dat de Vlaamse pers apathisch is. Uw krant is juist zeer gedreven in het selecteren en verzwijgen van al het binnenlandse politieke nieuws dat niet past in uw concept en dat u als irritant ervaart.
      Ik vermoed, mijnheer de algemeen hoofdredacteur, dat u het binnenlandse politieke nieuws voortaan als volgt weegt: wat belangrijk en heikel is brengen we niet, maar alle faits divers en zeker alle nonsens wel. Die rekening gaat echter niet altijd op. Want de buitenlandse kwaliteitspers, die u niet kunt manipuleren, is alert en heeft gelukkig oog voor wat zich in een klein gedeelte van een klein land als België aan belangwekkende politieke feiten afspeelt. Dat is maar goed ook. Want het zou toch ongehoord zijn als uiterst rechts, dat hier de gewelddadige aanval op de rechtsstaat lanceert, zich in het piepkleine Vlaanderen stiekem zou kunnen ontwikkelen tot een fenomeen dat uitdijt over heel Europa. Of is het dat wat u wilt? Wilt u een geestelijke vader van zo’n Europa zijn en wilt u werkelijk dat Vlaanderen intussen een soort van Europese dode hoek is, een laboratorium waarin de VB’ers hun snode plannen stiekem en ongestoord uit kunnen broeden om ze later over het hele continent te verspreiden?
      Wat kunnen we uit dit alles leren? Ten eerste dat uw werk van informatieverstrekker is overgenomen door een in het buitenland verblijvende Vlaamse professor literatuur, die in zijn eentje doet wat u met uw hele ploeg verzuimt, al vermoed ik dat niet iedereen in uw redactie gelukkig is met uw beleid. Ten tweede dat het voor de Vlaamse lezer onmogelijk is geworden om zich in uw krant (en in de meeste andere media) te informeren over de belangwekkende gebeurtenissen in de Belgische binnenlandse politiek.
      Lezers die wél nog een beetje willen volgen, zijn voortaan aangewezen op de lectuur van buitenlandse media. Want de Nederlandse Volkskrant en Het Financieele Dagblad pikten het nieuws over de opmerkelijke Belgische stemming in de Kamer wel degelijk met verbazing op en het Algemeen Dagblad bracht dit breaking news zelfs onder in een artikel over de nakende onafhankelijkheid van Montenegro onder de titel: ‘Dromen van een eigen land komen soms uit’. Maar zou die droom bij ons in Vlaanderen niet in een nachtmerrie kunnen omslaan? In elk geval is het tekenend dat voor De Standaard het schokkendste binnenlandse politieke nieuws sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog al geen groot nieuws meer is. Ik moet daaruit wel concluderen dat u aan uw ondergeschikten inderdaad de richtlijn heeft gegeven dat de actualiteit niet langer actueel is.
      Voor wie op zoek is naar Belgisch nieuws is het in deze omstandigheden pure tijdverspilling geworden om uw krant te lezen. Want de bron ligt droog aan de bron, of beter: de bron heeft zichzelf aan de bron drooggelegd. Eigenlijk is er geen belangrijker nieuws dan het nieuws dat er geen nieuws meer is. Maar u kunt het nieuws over de plotse verdwijning van het nieuws (welke ploegen worden er ingezet om de vermiste op te sporen?) natuurlijk niet verspreiden. Het probleem van uw krant is immers dat ze allang geen echte krant meer is, maar alleen nog een simulatie van een krant.
      U simuleert de binnenlandse berichtgeving, mijnheer de algemeen hoofdredacteur. Uw redacteurs, ook de goede en de gedreven journalisten, moeten doen alsof ze werken en zijn gedwongen tot het inleveren van ficties die u ons voortaan als het nieuws wilt opdringen en waarmee u uw krimpende bladzijden vult. Zo wordt de hele kluit belazerd. Want de tegennatuurlijkheid van het bestaan van een krant die de lastige politieke berichtgeving uit haar bladzijden heeft geweerd, is een fenomeen dat u onmogelijk kunt verbergen.
      Heeft het dan geen zin meer om De Standaard te lezen? Die conclusie trek ik niet. We moeten De Standaard alleen anders gaan lezen. Aangezien we nu – in de aanloop van de gemeenteraadsverkiezingen – in een stadium zijn terechtgekomen waarin het totalitarisme zijn schaduw al over Vlaanderen werpt en het dictatoriale gedachtegoed het terrein van uw krant al meer dan virtueel veroverd heeft, moeten we De Standaard op dezelfde manier gaan lezen als elk ander dagblad in om het even welk ander totalitair systeem. We moeten analyseren hoe de mechanismen van de totalitaire macht in uw dagblad functioneren, en dus ook hoe er in uw krantenredacties wordt gemanipuleerd. Want u moet niet denken dat ik dit allemaal uit mijn duim zuig. Om mijn boeken De Gelaarsde God. Stalin en de aura van de macht, Een masker voor de macht en Schemerland te kunnen schrijven, heb ik de mechanismen van het totalitarisme gedurende jaren nauwkeurig bestudeerd bij experts als Hannah Arendt, Ismail Kadare, Karl Popper en vele, vele anderen. Aan hun inzichten heb ik mijn verstand gescherpt zoals Dante het zijne aan Beatrices licht. Maar ik heb nooit vermoed dat ik nog eens gedwongen zou worden om mijn Oost-Europese ervaringen in praktijk te brengen in de Belgische politiek. Ik had nooit gedacht op zo’n rare manier van mijn reizen door Centraal-Europa thuis te komen, bijna terug naar af.
      We moeten dus De Standaard voortaan niet meer lezen om wat erin staat, maar om wat er niet in staat. Het is een heel gemakkelijke opgave en uw lezers zullen het snel gewend zijn. Ze moeten alles wat u over de binnenlandse politiek schrijft, gewoon omkeren. Als De Standaard schrijft dat er geen onderhandelingen tussen het VB en andere partijen aan de gang zijn, dan kun je er gif op nemen dat er druk wordt genegotieerd. Als u schrijft dat er wél onderhandeld wordt, dan zitten de onderhandelaars zeker thuis in hun salon een sigaar te roken. Als u schrijft dat een binnenlands thema niet actueel is, wees er dan maar zeker van dat er geen brandender kwestie bestaat. Tot in de reclameslogans geldt de freudiaanse omkering, want als De Standaard beweert dat hij ‘onverantwoord interessant’ is, neem dan maar aan dat er een ontkenning is vergeten en dat daar beter ‘onverantwoord oninteressant’ had gestaan.
      Het is nu toch wel een schandaal dat uitgerekend een krant als De Standaard aan de wieg staat van dit monster dat voor onze ogen geboren wordt. In plaats van ons te waarschuwen voor het gedrocht dat zich uit het slangenei perst, zorgt u ervoor dat het beest geluidloos op fluwelen kussens ploft. Nu weet ik ook wel dat u geen VB’er bent – was dat maar waar, hoe simpel ware het dan niet! – maar dat maakt u juist zo gevaarlijk. U bent gevoelig voor om het even welke druk. En omdat u ook gevoelig bent voor de pressie van uw eigen marketing – die apenplaneet die nu vooral de VB’ers onder uw lezers stroop om de mond wil smeren – lijkt u bereid te zijn om de democratie, Vlaanderen en alle arme Vlamingen hier letterlijk voor schut en voor het blok te zetten. U moest zich schamen.
      Als u in die boosheid volhardt, zal ik wel moeten concluderen dat u een hoofdredacteur van het mooie weer, maar geen man for all seasons bent. In plaats van ervoor te zorgen dat ook de ogen van de nog weifelende VB-sympathisanten onder uw lezers voor de gevaren van het nakende totalitarisme opengaan, heeft uw krant besloten een fire wall op te trekken om de boodschappers en Cassandra’s van het slechte nieuws buiten uw poorten en muren te houden, terwijl u het paard van Troje buigend binnenlaat. Maar kijk, nauwelijks is de censuur in uw krant van kracht geworden of de clandestiene berichtgeving, zeg maar de Vlaamse samizdat, is al geboren. Het opiniestuk van Buelens en het bestaan van deze tweede open brief aan uw adres zijn daar het beste bewijs van.
      Deze tweede open brief is natuurlijk niet in tegenspraak met mijn beslissing dat ik niet meer zal proberen om nog opiniestukken voor De Standaard te schrijven, want uit heel uw houding, mijnheer de hoofdredacteur, blijkt dat ik de slotzinnen van mijn eerste brief niet hoef te wijzigen en dat ik niet mag verwachten iets van u te horen, niet eens dat u niet aan de discussie deelneemt, en zelfs niet dat u ze sluit nog voor ze begonnen is.
     
Met bittere hoogachting,

Piet de Moor
Schrijver
‘Intellectuelen die proberen hun ideeën over te dragen, komen meestal niet verder dan het uitspreken van inhoudsloze teksten in dienst van een tv- of radioprogramma. Vaak ontdekken ze dat ze alleen worden getolereerd voor zover ze voorzien in soundbites en amusement.’

Frank Furedi, Waar zijn de intellectuelen?

4 juli 2006

Een pleidooi voor kwaliteit

Derde open brief aan Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur van De Standaard

Mijnheer de algemeen hoofdredacteur

Ik heb een grote waardering voor mijn postbode. Hij bezorgt me elke dag de post en het gebeurt zelden of nooit dat er brieven in mijn bus zitten die niet aan mij zijn geadresseerd. U kunt nu wel zeggen dat dit toch niets bijzonders is en dat de postbode alleen maar doet wat hem is opgedragen. Zo simpel is het echter ook weer niet, want ik woon in een appartementsblok waar het brievenbussysteem nogal chaotisch is, zodat ik het mijn postbode niet eens kwalijk zou mogen nemen als hij zich af en toe eens zou vergissen, wat hij niet doet.
      Wat is het leven zonderling! Toen ik daarnet voor mijn laptop ging zitten en deze nu al derde bitterbrief aan u begon te schrijven, had ik er nog geen idee van hoe ik hem zou openen. Eerst dacht ik te beginnen met de vraag die u niet graag hoort, namelijk hoe het toch komt dat u er niet meer aan herinnerd wilt worden dat De Standaard voortdurend zou moeten herinneren aan de criminele opvattingen van Gerolf Annemans, die de rechtsstaat bedreigde (en bedreigt) door te zeggen dat hij de rechters die het VB als een racistische partij veroordeelden, later wel zou vinden. Toen ik deze opening had verworpen, overwoog ik om te beginnen met het oude, maar daarom niet minder actuele verhaal over een houten paard dat, zodra het binnen de muren van Troje was gesleept, een bende moordenaars uitbraakte die een bloedbad aanrichtten onder de bevolking in de misleide stad (Vergilius, Aeneis, tweede boek). Maar ik open dus op een andere manier, ik heb het beeld van mijn postbode voor ogen, en ik ben zelf verbaasd, want tien minuten geleden had ik niet kunnen vermoeden dat ik al na een paar regels het besluit zou nemen om deze brief ook aan mijn postbode te bezorgen.
      Ik zou nog andere voorbeelden kunnen aanhalen van mensen die zoniet mijn vrienden, dan toch mijn bondgenoten zijn geworden omdat ik me normaal gedraag. Ik versta geen woord van de vreemde en potige kerels die in de carwash op de Brusselsesteenweg in Ledeberg (Gent) mijn auto schoonmaken, maar ik ga wel vriendelijk met hen om. Dat we geen woorden hebben om elkaar te verstaan, is juist het onderwerp van onze gebarentaal, van onze gekscheerderij, van het trekken van scheve smoelen, wat natuurlijk ook een vorm van communicatie is. Ik voel dat die kerels zelf genieten van het plezier dat ik schep in het volgen van hun werkzaamheden, hoe ik opga in het schouwspel van de duivenstront die onder de hoge druk van hun waterspuiten als confetti in het rond spat en neerdwarrelt in het bad dat mijn auto neemt. Vorige donderdag, toen ik weer eens in de carwash was, had ik geen tijd om de binnenkant van mijn wagen schoon te laten maken. Maar of u het gelooft of niet: in de tijdspanne die ik nodig had om in de kleine rekenkamer te vereffenen, hadden die mannen met z’n vieren mijn auto onder handen genomen en hem in een vloek en een zucht gestofzuigd ook. Toen dacht ik: het is op die manier dat een klant zich niet alleen koning voelt, maar dat een mens ook werkelijk koning wordt.
      Maar nu ter zake: ik ben de voortzetting van deze nogal eenzijdige correspondentie aan mijn omgeving verschuldigd, want steeds meer mensen vragen me bezorgd of zelfstandige journalisten en publicisten dan de laatste wezens zijn die in dit land geen eigen mening mogen hebben en wier opinie tot in de publicaties van hun gilde wordt doodgezwegen. Ik schaam me dat ik die mensen gelijk moet geven, want u en uw gilde, waarvan ik me distantieer, verkeren inderdaad in de waan dat ze gemachtigd zijn om de grenzen van de vrije meningsuiting te bepalen, of, nog erger, te beperken. Het beschermen van de kliek is in de ogen van deze aanhangers van de omertà een hoger goed dan het verdedigen van het pluralisme binnen het gilde zelf. Zelf ben ik er echter trots op een nestbevuiler te zijn. Ik vind bijvoorbeeld niet dat een hoofdredacteur zijn tribuut aan de vrije meningsuiting en de persvrijheid heeft betaald als hij een keertje een karikatuur van Mohammed in zijn dagblad heeft gepubliceerd. Dat is als argument zo dun, dat het voor iedereen even zichtbaar is als de onzichtbare brug van vijfhonderd meter lang boven de rivier Onwater in de stad Niettezien in Thomas Mores Utopia.
      Mijnheer de algemeen hoofdredacteur, ik wil hier duidelijk zeggen dat ik eigenlijk geen speciale belangstelling heb voor uw persoon. Wat ze ook beweren, ik heb niets tegen u. Degenen die me van een kruistocht tegen uw persoon beschuldigen, kan ik alleen maar zeggen dat ik me bij het woord ‘kruistocht’ niets anders kan voorstellen dan een gulp waar een wind door waait. Het enige wat me aan u stoort is dat u – in tegenstelling tot mijn postbode en de potige mannen van de carwash – blijkbaar niet opgewassen bent tegen de verantwoordelijkheid die met uw positie verbonden is en dat u geen moeite doet om naar iets anders uit te kijken. Vrienden die met u compassie hebben, verwijten me wel eens: ‘Zo’n bitterbrief zou ik niet graag krijgen.’ ‘Ik ook niet,’ zeg ik dan. Sommigen verwijten me dat ik te persoonlijk word en dat u niet verdient wat u van me krijgt, maar het enige antwoord dat ik daarop kan geven is dat ik wel de grootste cynicus zou zijn als ik de cynici in bescherming zou gaan nemen. Want u bent de postbode niet, ook al zou u ook een soort boodschapper moeten zijn, een ambassadeur van de democratische beginselen, van de goede smaak, van de kwaliteit, en ook van de behartiging van de rechtsstaat die u aan uw laarzen lapt als u in navolging van de Warandelaars3 en de blokfluiten in uw raad van bestuur zegt dat het VB een partij is als een andere.
      Nu is het een schrale troost om te weten dat u niet het enige hoofd van Lebak bent dat via de lauwe en gemanipuleerde media onze hersenen probeert te koloniseren. Aan de kwaliteit van het journaal dat de commerciële zender VTM brengt, hoeven we hier geen woorden vuil te maken, aangezien ook de samenstellers van het VRT-tv-journaal – van onze openbare zender dus – ons, tot ergernis van vele journalisten op de nieuwsdesk daar, al lang voor het lapje houden. Als het nieuwsbulletin niet opent met voetbal, tennis of wielrennerij, dan confronteert het ons vanaf de eerste minuut met de zonnekloppers op het strand van Blankenberge en hun diepzinnige commentaren over eb en vloed.
      Ik ontken het niet: ook De Morgen is in hetzelfde bedje ziek als het uwe. Al lijdt De Morgen aan een minder dodelijke aanval van krimpzucht dan De Standaard, toch doet die krant me denken aan een oldtimer die kanariegeel gespoten is om zijn defecten te verbergen. Maar wie reist er nu graag langere tijd in zo’n dinky toy? Aangezien ik me echter in de eerste plaats tot u richt, moet ik wel zeggen dat ik niet alleen verbaasd ben over het kwaliteitsverlies, het gebrek aan binnenlandse achtergrondinformatie en politieke analyse in uw blad, ik ben vooral verbouwereerd door de duizelingwekkende snelheid waarmee De Standaard (de standaard van wat, apropos?) zich de laatste weken in vrije val bevindt.
      Ik ervaar immers dat ik enkele vooroordelen opzij moet zetten, want als ik de kranten wat grondiger analyseer, merk ik tot mijn verrassing dat de binnenlandse verslaggeving van Het Laatste Nieuws en Het Belang van Limburg vaak beter en alerter is dan die van De Standaard en De Morgen, al heb ik het niet over de tendens. Het was in Het Belang van Limburg dat we al in maart konden lezen welke Limburgse burgemeesters (Kelchtermans en Beuls van het CD&V; Philtjens en Vanschoenwinkel van de VLD) met het VB in zee wilden gaan (geen woord daarover in De Standaard, kijk het maar na). Niet uw dagblad, maar Het Belang van Limburg pakte twee weken geleden uit met het nieuws dat de Vlaamse regering het advocatenkantoor Stibbe had ingehuurd om na te gaan op welke manier het recht van de Vlaamse parlementsleden om stukken van de Vlaamse regering in te kijken, beperkt kan worden.
      Waarom lees ik daarover geen indringende commentaar of een gedegen analyse in de De Standaard of in De Morgen? Hoe kunnen we nog weten welk gewicht zo’n politiek feit heeft als u geen moeite doet om te spitten en te duiden? En als ik De Morgen vergelijk met wat die krant een jaar geleden was, dan wrijf ik me toch ook de ogen uit. Dat komt ervan als u beiden elkaar zo enthousiast besmet in uw competitie in de vulgariteit. U bent daar zelfs voor uitgekomen toen u beiden, Peter Vandermeersch en Yves Desmet, als een verliefd stel in het weekblad Humo (25 april 2006)  Vlaanderen recent verblijdde met het nieuws dat u voortaan vrijwillig niet alleen naar maar ook aan elkaar aan het groeien bent.
      Ik vond dat amoureus gesprek van u beiden werkelijk een unheimliche zaak, want overal ter wereld nemen Siamese tweelingen grote risico’s om van elkaar los te komen, terwijl u in dat gesprek (‘Pas op of we beginnen mekaar hier te tongzoenen’) bijna fysiek in elkaar bent gekropen – u kon het kussen niet laten – om Vlaanderen mee te delen dat uw synergieën (Gleichschaltung lijkt me een geschikter woord) niet alleen meer voor uw eigen producten geldt, maar dat ook de gelijkschakeling van De Morgen en De Standaard zoniet beklonken is, dan toch in het verschiet lijkt te liggen. Aangezien ik er zelf bij was, herinner ik me dat u, mijnheer de algemeen hoofdredacteur, deze wensdroom van een in De Standaard opgegane Morgen een jaar of drie geleden eens op een nieuwjaarsreceptie van uw gazet in een kleine kring heeft gelanceerd.
      Als algemeen hoofd van die krant kunt u zich dan installeren met de pet op van al die leidende klerken in de media die hun oekazes alleen nog per e-mail afvuren op hun ondergeschikten, en de handen schudden van al die baasjes die voor gewone stervelingen even onbereikbaar zijn geworden als Zeus op de kille top van z’n Olympus. Want hoe groter de onzin is die de Vlaamse media produceren, hoe arroganter, ontoegankelijker en vulgairder de bazen zijn geworden. In gedachten zie ik die chefs zelfs huiveren bij het denkbeeld dat ze ooit de hand zouden moeten schudden van al die Vlamingen die ze elke dag opnieuw verneuken en vernaaien. Maar die arrogante ontoegankelijkheid van de mediabonzen maakt natuurlijk deel uit van het cynische pantser dat ze hebben aangetrokken om ervoor te zorgen dat ze in hun arena’s en ivoren torens immuun blijven voor alles wat ze ervan verdenken naar kwaliteit te ruiken.
      Maar denk alstublieft niet dat uw bolwerk en het cordon sanitaire dat u rond de binnenlandse informatieverstrekking heeft opgetrokken zo stevig is als u denkt, want als een expert in de onzichtbare structuren en aspecten van de macht, zie ik een eerste bres. De geschiedenis puilt uit van de bolwerken die er al niet meer waren toen ze er nog stonden. Ik denk aan de Berlijnse Muur die al veel vroeger met één vinger omvergeduwd had kunnen worden als iemand op dat idee gekomen was. Omgekeerd ben ik wel onder de indruk van structuren die, ondanks hun fysieke en fysische onzichtbaarheid, wel degelijk al hun schaduw werpen en reeds bestaan voor we ze echt kunnen zien. Maar intussen doen mijn open bitterbrieven toch hun werk, ze zijn als termieten die de bomen uithollen tot die, vermolmd, terechtkomen op de betonnen hoofden van degenen die ze moeten treffen.
      Mijn medestanders, die niet alleen vrienden en kennissen zijn, maar ook mensen die ik nooit eerder heb ontmoet, reageren spontaan en massaal op mijn open bitterbrieven. Ik zal niet beweren dat ze geestdriftig zijn over wat ik zoal vertel, maar ze hopen wel dat mijn brieven het tij op de een of andere manier kunnen keren en dat de Leviathan weer door de oceanische diepten wordt verzwolgen. Want zie, waar Zeus ontbreekt, is dEUS (naast Helmut Lotti, Will Tura, Clouseau en vele anderen) wél van de partij.
      Zelf blijf ik in verbinding staan met schrijvers naar wie ik met bewondering opkijk. György Konrád en Ismail Kadare weten intussen wat hier in Vlaanderen gebeurt. Verder ga ik een beetje krant spelen voor tal van andere experts in het totalitarisme: voor de Nobelprijswinnaars Imre Kertész en Elfriede Jelinek, en voor veel alle andere deskundigen inzake dictatuur en dwingelandij die mijn boek Schemerland – Stemmen uit Midden-Europa mogelijk hebben gemaakt: Claudio Magris, Dzevad Karahasan, Joachim Fest, Thomas Hürlimann, Hanna Krall, Uwe Timm en Rüdiger Safranski.
      Ik doe dat allemaal omdat ik ervan overtuigd ben dat onze individuele macht in de samenleving absoluut niet te onderschatten valt en dat het niet eens moeilijk is om dat te bewijzen. Dat betekent niet noodzakelijk dat we altijd en overal onze mond moeten opendoen of dat we de held moeten uithangen, maar wel dat we als Bertolt Brechts mijnheer Keuner slim en schrander moeten zijn, dat we de moed niet mogen verliezen en dat elk in zijn positie moet doen wat hij meent wat gedaan moet worden.
      Het doel van dit alles, van deze brieven en van datgene wat ze uitlokken, is niets minder dan het stuiten van de opgang en wie weet het begin van de teruggang van het VB. Zodra we immers een segment terugwinnen in de strijd om de hegemonie, kunnen we het verloren terrein opnieuw veroveren om het in te vullen met de beproefde verworvenheden van de open maatschappij, zodat we – zoals de schrijver Joseph Pearce me in een van zijn lucide brieven schreef – eindelijk weerwerk kunnen bieden aan de talloze malcontenten ‘die hun ongekende welvaart en welzijn en hun ongekende vrijheid minder belangrijk vinden dan hun ontevredenheid’. Daarom verheug ik me dat mijn open bitterbrieven inmiddels op verschillende, veelgelezen websites zijn beland, zoals Liberales, CIE (Centrum voor Islam in Europa), KifKif, pdw, Blokwatch, Indymedia en www.parlement.be. Bovendien ben ik verheugd te kunnen constateren dat de kunstwereld eindelijk begint te mobiliseren tegen de rattenvangers en blokfluiten bij wie het triomfalisme al op de gezichten geschreven stond, omdat ze meenden dat de buit van 8 oktober al binnen was.
      Ik ben niet geobsedeerd, mijnheer de algemeen hoofdredacteur, al denk ik over dit alles wel veel na. Na het schrijven van deze brief neem ik me voor om in de avonduren op mijn postzegelterras wat te gaan zitten koekeloeren en bij het drinken van een kloeke karaf koele witte wijn een beetje te regresseren bij het ruisen van de bomen, me een beetje te laten gaan in wat de Hongaarse schrijver György Konrád het geluk van het zelfgekozen infantilisme noemt. Ik houd er namelijk van om mezelf bij gelegenheid vrijwillig een beetje te reduceren tot iets wat in de ogen van de moraalridders niet helemaal kosjer is. Maar dat betekent natuurlijk niet dat ik bereid ben mezelf de hele tijd te verminken tot alleen maar een suffe dwerg – tot de kleine kitschmens van Hermann Broch – die inhoudsloze lilliput-kranten leest en die alleen maar aan het zuurstokscherm van zijn televisie likt. Want pas dan zou ik werkelijk op eigen initiatief een kloon worden van het product dat u als een volleerde Frankenstein in uw heksenlab aan het assembleren bent.
      Dat is nu precies wat ik u en uw collega’s in de media zo kwalijk neem en wat zovele anderen die me steunen ook zo boos maakt. Want de media informeren ons gebrekkig of zelfs helemaal niet en ze maken geen uitputtend gebruik maken van de democratische vrijheden. Ze beperken vrijwillig hun recht op vrije meningsuiting dat door hun wankelmoedigheid op het spel wordt gezet. Ze speuren en onderzoeken niet meer, maar geven alleen nog ruimte om te kletsen. Ze vertonen almaar meer de tendens om de mensen te reduceren tot loutere amusementsmachines, en ze trachten ons wijs te maken dat het leven alleen de moeite waard is als het geen enkele inspanning kost. Elke dag weer demonstreren ze dat kwaliteit er niet meer toe doet, want ze slaan ons plat en intimideren ons met almaar meer kortstondige sensaties die uitlopen op premature verzadiging en daardoor op de verzuring die we kennen. Velen nemen het u en uw collega’s samen met mij kwalijk dat u en de rest van de media ons met kitsch en slechte smaak belaagt, dat u ons het gevoel opdringt dat we ons maar beter kunnen schamen voor de waardering die we opbrengen voor wat mooi, goed en werkelijk spannend is in het leven en de wereld. Geen wonder dat de mensen, de lezers en de kijkers zich op de duur door oplichters en rattenvangers in de luren laten leggen. Want het verschrikte, obligate en overal gehoorde antwoord ‘nee’ op de vraag of de media geen groot aandeel hebben in de maatschappelijke verloedering, zou immers door een volmondig en luid ‘ja’ vervangen moeten worden.
      Ik raad u aan om op uw vakantie Freuds Onbehagen in de cultuur mee te nemen. Het boekje weegt niet zwaar. In uw valies zal er nog wel een spleet zijn waar u het in kunt schuiven. Het is geen gemakkelijke lectuur, maar dat neemt niet weg dat het een genot is om het te lezen. U kunt uit die suggesties van Freud zelfs wat ongecompliceerd genot putten, mocht het u daaraan ontbreken. Mocht u toevallig met vakantie naar de Noordpool gaan, dan kunt u ‘s nachts in uw iglo uw naakte been uitstrekken om het, verrast door de kou, meteen weer onder de warme beddendeken in te trekken. Wat een genot! En nu valt me plots in dat ik wellicht op dit noordpoolbeeld kom, omdat u zich in een wolk van ijzig zwijgen hult, waaruit ik meen te mogen concluderen dat ik aan de slotzinnen van mijn eerste en tweede brief geen jota hoef te wijzigen en dat ik, mijnheer de algemeen hoofdredacteur, niet mag verwachten iets van u en uw collega’s te horen, niet eens dat u niet aan de discussie deelneemt, en zelfs niet dat u ze sluit nog voor ze begonnen is.

Met bittere hoogachting,

Piet de Moor
Schrijver
‘De nieuwe (Vlaamse) burgerklasse is bezig elke authenticiteit door haar kwaliteitsbewakers te laten castreren. Technisch gebeurt dat door overwaardering, oversubsidiëring, en overdosering van het inauthentieke enerzijds, en […] het wegmoffelen en doodzwijgen van het authentieke anderzijds.’

Walter van den Broeck, Op gelijke voet. Brief aan cultureel Vlaanderen

11 juli 2006

Over de implosie van de media

Vierde open brief aan Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur van De Standaard

Mijnheer de algemeen hoofdredacteur

Er was eens een tiran. Na de zoveelste schijnverkiezingen begaf zijn secretaris zich naar de vertrekken van de dictator om hem triomfantelijk mee te delen: ‘U bent weer eens met 99,99 procent herkozen. Amper tien man heeft niet voor u gestemd, wat wilt u nog meer?’ ‘Hun namen,’ zei de tiran. Aan dat verhaal moet ik altijd denken als ik Karl Popper lees. Het werk van Popper, die als filosoof hardnekkig de open maatschappij verdedigt, is altijd goed geschreven. Het is lucide en maatschappelijk belangrijk, en het verzet zich altijd tegen elke zweem van willekeur en dictatuur. Onlangs las ik het essay ‘De publieke opinie in het licht van de principes van het liberalisme’ waarin Popper twee soorten openbare opinie onderscheidt. De eerste is verankerd in de instellingen, de tweede niet. Tot de publieke opinie, die in de instituties wortelt, rekent Popper behalve politieke partijen, verenigingen, universiteiten, boekhandels, bioscopen en theaters ook de media, dat wil zeggen radio, televisie en schrijvende pers, ‘incluis de brieven aan de uitgevers’. Omdat we in Vlaanderen zijn, ben ik geneigd om ook de cafés aan Poppers instellingen toe te voegen, in elk geval die cafés die een rol spelen in de meningsvorming van het publiek dat er samenkomt.4 In Poppers ogen vormen deze instellingen het echte kader van de samenleving, die zelf door de grondstoffen van haar tradities (rechtvaardigheid en gerechtigheid) wordt gevoed. Daarom is het voor Popper vanzelfsprekend dat de schrijvende pers de grondrechten van het individu verdedigt.
      Precies daarom denk ik dat Karl Popper het niet zou begrijpen waarom De Standaard en de meeste media zo coulant zijn voor een partij als het Vlaams Belang. Want iedereen weet toch dat een prominent VB-lid, Gerolf Annemans, de rechters die het VB als een racistische partij veroordeelden, fysiek heeft bedreigd en dat hij in het publiek verklaard heeft dat hij die rechters wel zal vinden als hij en zijn partij de kans zullen krijgen om de macht over te nemen. Want de rechters hebben ‘het miljoen’ beledigd, net zoals Tom Barman en Will Tura ‘het miljoen’ beledigen. Daarom kan ik me die Annemans niet anders meer voorstellen dan als een karikaturale versie van Mefistofeles die in Goethes Faust de student in de rechten tegen de rechten probeert op te zetten door hem te indoctrineren met zijn propaganda: ‘Een rattenplaag van rechten, wetten, teistert al eeuwenlang het land en de gebieden die zij keer op keer besmetten nemen steeds meer de overhand’.
      Nu ben ik niet de enige die deze dreiging begrepen heeft als een open aanval op de rechtsstaat, want hoe kun je de rechtsstaat doeltreffender aanvallen dan door te dreigen dat je je vuist op de kin van de rechters zult planten? Daarom stoort het mij des te meer, mijnheer de hoofdredacteur, dat u uw acolieten de instructie heeft gegeven om over deze dreiging van Annemans te zwijgen. Uw oekaze heeft echter verstrekkende gevolgen. Ze betekent namelijk dat De Standaard bescherming biedt aan ‘politici’ die er geen geheim van maken dat ze de rechtsstaat willen ondermijnen zodra ze daar de kans toe zien (eigenlijk zijn ze daar al mee bezig) en dat ze zo snel mogelijk de politiestaat willen installeren. In klare taal betekent dit dat uw krant ons niet waarschuwt voor politici met criminele intenties. Ik weet niet of u, mijnheer de hoofdredacteur, alle gevolgen van die medeplichtigheid overziet. Maar aangezien ik geen reden heb om u voor een naïeveling te houden, denk ik dat u zelf ook wel dezelfde conclusie kunt trekken als ik: op het moment zelf dat het VB door het gerecht gevonnist werd als een racistische partij, heeft het zijn ware aard laten zien. De kern van de zaak is de volgende: het VB is een totalitaire partij, een partij die het racisme en de racisten aan de hand van een fictie – de centrale fictie van de onveiligheid – mobiliseert om de totalitaire staat te vestigen. Voor een Vlaming die het niet met de partij eens is, heeft het VB even veel respect als voor een Vlaamse rechter of voor een Marokkaan. Ik geloof niet dat de feiten van de laatste dagen van aard zijn om die stelling te weerleggen.
      Maar voor ik doorga moet ik nog zeggen dat Popper een tweede publieke opinie onderscheidt. Die tweede publieke opinie bestaat uit gewone mensen die de gebeurtenissen van de dag becommentariëren. In Vlaanderen doen ze dat meestal op het werk, op café of bij vrienden thuis. Daar praten ze niet alleen over hun kinderen, hun ziektes en het weer, maar ook over hun werk en hun pensioen, over de behandeling die pedofielen zouden moeten krijgen, over vreemdelingen, over politiek en ook over het nieuws van de dag. De mening van die Vlamingen die tot deze tweede publieke opinie behoren, is ook gekleurd door wat de media tonen en vertellen. Nog niet zo lang geleden waren de werelden van de makers en ontvangers van berichten en opinies vrij goed van elkaar gescheiden. We wisten toen ook nog waarvoor de kranten stonden. Niet dat ik heimwee naar de verzuiling heb, maar ik herinner me nog goed dat De Standaard zich kroonde met het AVV-VVK, een motto dat u zelf, mijnheer de hoofdredacteur, van de voorpagina heeft weggehaald. Ik spreek me niet uit over de opportuniteit van die ingreep, belangrijker is echter de vaststelling dat er niets voor in de plaats is gekomen, althans niets dat duidelijk maakt waarom u die slogan heeft verwijderd. Laten we het erbij houden dat uw beslissing door de Zeitgeist was geïnspireerd, en ook wel door de hoop dat u wat op De Morgen zou beginnen te lijken, zeg maar door uw diepe hunkering naar een kloonbestaan.
      Dat er voor het AVV-VVK niets in de plaats is gekomen, vind ik bedenkelijk. In een huis dat al bouwvallig is geworden, kun je niet ongestraft fundamenten en steunberen wegnemen zonder ze te vervangen. Dat is het nu juist. In het huis der media heerst een enorm kabaal. De producenten van dat gedruis willen graag geloven dat hun drukte het publiek afleidt van de bouwvalligheid van het huis, terwijl in werkelijkheid hun lawaai de onbewoonbaarheid van het huis alleen maar bespoedigt. Het is alsof de bewoners van Jericho zelf zijn gaan blazen op de trompetten waarmee de belegeraars hun muren sloopten (en wie weet waren die muren uit hetzelfde materiaal als de muren van Troje, die de verblinde Trojanen afbraken om het moordzuchtige paard binnen te halen.)
      Maar hoe komt het dat het huis van de media in zo’n ruïneuze toestand is beland? Daarover heb ik het in mijn vorige brieven al gehad. Om bij de kranten te blijven: het formaat van De Standaard en De Morgen is zodanig gekrompen dat het wel lijkt alsof die dagbladen voor dwergen gemaakt zijn (en misschien is dat wel het beeld dat de hoofdredacteurs van hun lezers hebben). De kranten blaken van de kleuren, alsof er met potten verf is naar gegooid. Ze ogen als snoepjes die verwende peuters zoet moeten houden. Ik constateer verder dat de klassieke katernen zo goed als verdwenen zijn, zodat u ook niet meer wakker hoeft te liggen van de vraag hoe u het eerste katern met berichtgeving over de binnenlandse politiek moet vullen. En de redactionele commentaren zijn al lang van de voorpagina verbannen en slijten nu hun lauwe leven achteraan op de opiniebladzijde. Is er dan niemand meer die op het idee komt dat de oplage van kranten ook zou kunnen stijgen door de lezers goed te informeren, door het schrijven van scherpe commentaren die brandhout maken van de aanvallen op de vrije meningsuiting die nu dagelijks door het VB worden gelanceerd?
      Met het slopen van de katernen heeft u nu ook de binnenmuren uit uw huis gehaald en u heeft ze vervangen door het bordkarton van de anekdote, op het gevaar af dat uw dak naar beneden komt en dat de hemel u verplettert. We zijn getuige van een nakende implosie, we horen het kraken al dat het gevolg is van de absolute vormloosheid van uw product, (maar niet alleen van het uwe uiteraard). Het is niet gemakkelijk om die wereld van voortschrijdend verval te beschrijven, ook al zijn we er reuk-, oor-, gevoel-, smaak- en ooggetuige van. Hoe zou ik het wagen om het amorfe van uw universum te beschrijven, als zelfs de auteur van de Genesis ervoor terugschrok om de duisternis te verwoorden die over de oervloed lag en vanaf de eerste zin een beroep deed op zijn verbeeldingskracht: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’.
      Zonder dat ik een ondergangsprofeet wil zijn, meen ik toch te moeten wijzen op het gevaar van de implosie van de media, die qua binnenlandse berichtgeving informatieverstoppers – verbergers, remmers en blokkeerders – zijn geworden. Die implosie lijkt niets anders aan te kondigen dan het ineenstuiken van de instellingen zelf en van de samenleving in haar geheel. Daarvoor zie ik natuurlijk nog andere symptomen, bijvoorbeeld dat het onderwijs de eerste afgestudeerden aflevert die al niet meer weten waarvoor de belastingen dienen of die geen benul hebben van het nut van de sociale zekerheid, zodat die ‘intellectuelen’ zelfs de verkiezingspropaganda van de democratische partijen niet meer begrijpen. De zogenaamde democratisering van het onderwijs heeft in elk geval niet tot meer kwaliteit en dus tot meer democratie geleid. Zelfs de kiesstrijd wordt obsoleet in het land van de geestelijke proleet.
      Nochtans wil ik uw aandeel in dit verval niet bagatelliseren. Ik kan alleen maar constateren dat u, uw krant en de media die zich tot de intellectuele elite rekenen, geen echte mening meer hebben. In het beste geval hebben ze nog oprispingen, zeg maar vapeurs, opvliegers waarvoor ze zich eerder generen dan dat ze zich erop beroemen. Daarom beweer ik dat u zich kennelijk heeft neergelegd bij wat de publieke opinie denkt, of, erger nog, bij wat u meent dat een deel van die publieke opinie denkt. Want de marketing, die apenplaneet die inmiddels overal de redactionele lijn van de dagbladen bepaalt, werpt zich op als de plaatsvervanger van de openbare mening en dicteert de tendens van wat u moet schrijven en drukken, zodat uw oplage stijgt, de reclame toeneemt, de aandeelhouders grinniken en het terrein van de apenplaneet almaar groter wordt, totdat de werkelijke wereld in de virtuele is verdampt.
      Als dit werkelijk klopt – en ik denk echt dat het zo is als ik zelf zie wat voor pr-brieven de hoofdredacteurs in dit land zoal ondertekenen – dat die marketing-voorhoede de macht in het medialandschap heeft overgenomen, wat zouden we ons dan verbazen over de vooruitgang van het VB? We zouden er ons dan juist over moeten verwonderen dat het VB nog niet veel verder staat dan nu, waarmee ik vooral wil zeggen dat er nog altijd veel gezond verstand is in dit land en dat er nog veel lucide burgers zijn die zich door u terecht in de steek gelaten voelen, helaas. Ik moet dus bitter lachen als ik u en uw acolieten hoor zeggen dat u er alles aan gedaan heeft om het VB tegen te houden, want het is in uw eigen keuken dat het kind de borst heeft gekregen, dat het is gevoed en gekleed. Het is in uw keuken opgegroeid en al heeft het er niet gestudeerd, toch heeft het er veel geleerd.
      Ik ben bang dat de intellectuele implosie van uw krant hand in hand zou kunnen gaan met de ineenstorting van de media, van het partijlandschap, van de instellingen, van de scheiding der machten, van de monarchie, van de rechtsstaat en ten slotte van het land. Zelfs een deel van het electoraat, eertijds een macht met verantwoordelijkheid, is geïmplodeerd tot alleen maar publieke opinie, dat wil zeggen tot een macht zonder enige verantwoordelijkheid. Als ik nu met de vinger zou moeten wijzen naar iemand die schuld heeft aan dat verval, dan kom ik niet in de eerste plaats bij instellingen of structuren, maar bij mensen zoals u terecht, bij de vermeende elite die allang geen elite meer is, omdat haar zin voor verantwoordelijkheid en kwaliteit heeft moeten wijken voor haar obsessief begaan zijn met alleen maar cijfers en procenten, voor de druk van de apenplaneet, voor de inhaligheid van de aandeelhouders en voor de even doelloze als anti-Belgische sociale integratie-obsessies van de Warandelaars en de blokfluiten in uw raad van bestuur. Achter de schijnwerkelijkheid van de elite doemt dus het reële silhouet van een soort nomenklatoera op, die aan de echte elite niet kan tippen omdat de nomenklatoera haar opgang nauwelijks aan verdienste, maar vooral aan manipulaties, vleierijtjes en connecties te danken heeft. Vandaag de dag kan ik de intellectuele inhoud van heel wat hoofdredacteurs reduceren tot hun arrogantie, een kwalijke karaktertrek die de meeste hoofdredacteurs vroeger helemaal niet hadden. Want een goede pen heeft u niet, daarop kunt u zich zeker niet beroemen, en ook naar andere kwaliteiten zoek ik vergeefs.
      Al besef ik het vicieuze van de toestand, toch betreur ik het dat die dubbelzinnigheid door niemand wordt ontmaskerd, zelfs niet door de progressieve partijen die de media niet durven aan te vallen omdat ze hopen dat er in de muilband voldoende ruimte overblijft voor een beschaafde blaf. Nog terwijl het huis aan het instorten is, zie ik hoe politieke hansworsten vanuit hun carnavalswagens met snoepjes blijven gooien en de Vlamingen, als waren het behoeftige daklozen, bijstaan bij het gratis parkeren van hun cabrioletten en hun paardenkrachten onder de wapperende leeuwenklauw. Zo voedt men ons op – ik zoek er een nieuw woord voor – tot krenteniers: alle Vlamingen Bouvards en Pécuchets.
      Als ik vorige week de hoofdredacteur van De Standaard of De Morgen was geweest, dan zou ik op de voorpagina van de krant een vlammend betoog geschreven hebben tegen het totalitaire discours van Philip Dewinter, die niet alleen dEUS, maar de hele Vlaamse sterrenhemel aangevallen heeft omdat ze willen zingen tegen wat in Vlaanderen bekakt is. Maar uw collega’s en u zelf, mijnheer de hoofdredacteur, hebben weer eens vele kansen laten liggen om het totalitaire masker van het VB af te rukken, u en uw kameraden hebben geen zin in culturele hegemonie, u bent te lauw om uw verstand te scherpen, laat staan dat u in staat zou zijn om van democratische strijdlust te blaken of om uw pen te dopen in een diepe pot vitriool in plaats van in het eeuwige suikerwater dat ze verstopt. Natuurlijk heb ik gretig uw commentaar gelezen dat op vrijdag 7 juli op pagina 16 (waarom zo ver?) van De Standaard onder de titel Zingen voor verdraagzaamheid verschenen is. Ik had u daarvoor willen prijzen, maar ik kan het niet, want uw analyse is verkeerd. Ik verheugde me over uw terechte uitspraak dat er een misselijk makende walm van platte afdreiging opsteeg uit het epistel dat Dewinter aan Will Tura en de Vlaamse zangers heeft bezorgd, maar ook al is het waar wat u daar zegt, het is bijlange niet genoeg, want wat ik van u en uw krant verwacht is een consistent en kwalitatief beleid tegen het totalitarisme. U beweert dat het VB racistisch is, en al is dat niet onjuist, toch zou u er elke dag op moeten hameren dat het VB een totalitaire partij is. Maar dan schakelt u plots weer over op het suikerwater als u schrijft dat Dewinter het initiatief van dEUS had moeten toejuichen, want u gelooft toch zelf wel niet dat dit in het vermogen van Dewinter ligt of dat dit zijn oogmerk is? Het getuigt van kwade trouw als u bij Dewinter nog goede wil veronderstelt. Of bent u nu in het stadium beland van al diegenen die zich minder verstandig moeten voordoen dan ze zijn om te verbergen dat ze opportunisten zijn? Dat is zowat het ergste wat een intellectueel zichzelf aan kan doen: la trahison des clercs.
      Als ik vorige week commentator van De Standaard of De Morgen was geweest, dan had ik op de frontpagina het volgende geschreven: ‘Wat denkt u wel, mijnheer Dewinter? U beschuldigt Will Tura ervan dat hij de VB-kiezers onder zijn fans beledigt, maar beledigt u Will Tura niet als u veronderstelt dat die man niet mans genoeg is om toerekeningsvatbaar en geestelijk autonoom te zijn? Dat hij een mens is die u niet als buikspreker nodig heeft om zelfstandig en naar eer en geweten te denken en te handelen? Dat hij uw sturende pamperhand, uw geblokfluit en sirenenzang kan missen om zijn gedacht te vormen en te doen wat hij meent te moeten doen? U zegt, mijnheer Dewinter, dat u het Vlaams belang verdedigt, maar als u Will Tura eraan herinnert dat zoveel van zijn fans voor uw partij kiezen en dat hij er dus geen belang bij heeft om die fans voor het hoofd te stoten, dan beweert u niets anders dan het volgende: “Will, u bent toch niet zo stom dat u tegen uw eigen portemonnee gaat kiezen en dat u tevreden bent met de helft van uw roem?” Zo toont u aan, mijnheer Dewinter, welk belang u werkelijk dient, zo bewijst u dat het VB niets anders is dan een partij die zich vetmest met het eigenbelang van de mensen die u alleen maar nodig heeft voor uw eigen belang en voor geen enig ander belang, laat staan een Vlaams of algemeen belang. U bent gewoon bang dat uw partij blijft steken en achteruitgaat, en daar zou u graag een stok voor steken, dezelfde stok die u zeker als knuppel zou gebruiken op de plaatsen waar u het na 8 oktober voor het zeggen zou hebben. U stookt de mensen al jaren tegen elkaar op, mijnheer Dewinter, en als nu Will Tura of Laura Lynn hun mond durven open te doen – al was het alleen maar om te zingen – beschuldigt u hen ervan dat ze de samenleving polariseren. U eist het recht op om vrij te spreken in naam van uw massa van een miljoen, maar individuen die uw standpunten verwerpen snoert u de mond en fluistert u de grootste laagheden in. Dat is de ware aard van uw pleidooi voor de vrije meningsuiting die u zo luid opeist voor uzelf, aangezien uw aanhangers alleen maar kunnen schelden en niet in staat zijn als persoon voor zichzelf te spreken. U preekt als de goede herder in persoon en u beweert dat de zangers zich hebben laten misleiden, terwijl u in werkelijkheid een wolf in schaapskleren bent die het liefst zijn paramilitaire troepen op de verloren schapen af zou sturen. U zegt dat de artiesten die nu gaan zingen tegen het VB aan politiek doen, maar hebben ze daartoe soms minder recht dan u zelf en uw kornuiten die met mijn belastinggeld mijn eigen brievenbus bevuilen? U lijkt te vergeten dat we nog niet vegeteren in uw dierentuin en dat we nog niet ijsberen in de kooien die u in Antwerpen aan het ontwerpen bent. Bent u, Philip Dewinter, soms de enige die hier aan politiek mag doen en zijn we al zover gekomen dat u dit straffeloos kunt zeggen zonder dat ook maar iemand u tegenspreekt? U zegt dat u niet wilt dreigen of intimideren, maar alleen al door het te ontkennen, doet u het. De taal die u gebruikt, mijnheer Dewinter, ontmaskert u, uw taal geeft inzicht en inzage in de plannen waarop u broedt, en zelfs al zou het verzet tegen uw partij niets uithalen, dan nog heeft die weerstand nu al het voordeel gehad dat we uit uw reacties de contouren zien opdoemen van het beloofde land waarin u ons als schapen die niet eens durven te blaten na 8 oktober op wilt laten sluiten, alvorens ons af te slachten. U doet, mijnheer Dewinter, alsof u al de meester bent van het spel, alsof u de regisseur en hoofdrolspeler bent van de eenakter waarin iedereen u in goddelijke aanbidding moet bejubelen en alsof de vrije burgers in dit land al de reflexen hebben van de schijterige kudde die in uw fantasie met de kop in de grond de Vlaamse weiden afgraast waarop u uw elektrische schrikdraad aan het afrollen bent. U doet, mijnheer Dewinter, alsof de zangers en de burgers in dit land al een misdaad begaan door van hun democratische rechten gebruik te maken waarop u zelf zo hamert als u zich als een bejaarde en behaarde verpleegster met uw stem van krijt buigt over uw kroost van een miljoen, als u het melig bepotelt, als u het met lange tanden naar uw nest sleept en het daar aflikt met uw lauwwarme tong alvorens het te verslinden. U beweert dat uw miljoen beledigd is als iemand het ook maar een strobreed in de weg legt, terwijl u, als hoofd van de olifantenmaag die alle Vlamingen wil verteren, versappen en verschurken, zelf beledigd bent en eigenlijk bedoelt dat u zo’n majesteitsschennis niet meer zult dulden zodra u zelf de kans krijgt om uw gevlekte lakens te laten wapperen aan uw halve stokken. Maar we willen niet leven als de oude Chinezen die de achterkant van hun mantels langer lieten maken omdat ze gebukt voor hun leider door het leven gingen. Om u de waarheid te zeggen, mijnheer Dewinter, de waarheid die voor elke tiran en dictator het allerhardst valt om aan te horen: “We houden niet van u.” Om u de waarheid te zeggen, mijnheer Dewinter, ik heb er geen probleem mee om u en uw partij te demoniseren, want voor mij bent u de baarlijke duivel, een Mefistofeles die de laatste mensen met gezond verstand wil verleiden met zijn spreuken (al protesteren mijn vrienden omdat ik u te veel eer bewijs, want met u vergeleken is Goethes Mefistofeles behalve een genie ook een ware gentleman): “Ik ben de geest die eeuwig ondermijnt. En dat terecht! Want alles wat ontstaat verdient dat het te gronde gaat. Beter ontstond er niets, dan ging er niets te gronde! En dus is alles wat de mens als zonde, verderf, kortom als ’t kwade kent mijn enig ware element”.’
      Dat had ik Dewinter allemaal gezegd, als ik hoofdredacteur van De Standaard of De Morgen was geweest, omdat de vrijheid die we genieten ons gebiedt om dit te zeggen zolang we het nog kunnen. Die striemende aanklacht tegen het VB, tegen de Dewinters en de Annemansen wil ik ook van u, mijnheer de hoofdredacteur, in uw Standaard lezen, elke dag opnieuw, en het liefst op de één. Maar wat we in uw gazet onder ogen krijgen, zijn slechts oprispingen van arme cultuurredacteurs in een povere uithoek van de poprubriek en af en toe eens een bevlieging uit uw eigen suikerwaterpen. Een consistente stroom van protest in naam van de vrijheid en tegen de tirannie krijgen uw lezers echter van uwentwege niet te lezen, zodat we werkelijk moeten vrezen dat u alleen maar simuleert als u een keertje aan de discussie lijkt deel te willen nemen.
      
Met bittere hoogachting,

Piet de Moor
Schrijver
‘Bedenkt uit welk zaad gij ontsproten zijt: niet om als vee te leven schiep men u, maar om te reiken naar het hoogste en het beste.’

Dante Alighieri, Divina Commedia, De zang van Ulysses

15 juli 2006

Een pleidooi voor schoonheid

Vijfde open brief aan Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur van De Standaard

Mijnheer de algemeen hoofdredacteur

Ik was blij toen ik gisteren, vrijdag 14 juli, mijn opiniestuk Blokfluiten voor het Vlaams Belang (zie annex pagina  113) in De Morgen zag staan. Die vreugde had zeker ook te maken met het kleine geluk dat elke schrijver ervaart als hij zichzelf in druk ziet. Gedrukt voelt de schrijver zich aangekleed. Maar dat geluksgevoel steunt nog veel meer op het feit dat uw collega’s van De Morgen me uit het cordon sanitaire hebben gehaald, waarin u me maar al te graag had zien uitdrogen in deze blakende zomerzon. Niet dat ik me intussen eenzaam heb gevoeld, want ik kreeg hopen brieven van bezorgde, geïnteresseerde en vooral blij verraste lezers – vrienden, kennissen maar ook veel mensen die ik niet ken – die me aanmoedigden om deze serie epistels voort te zetten. En zelfs als de tendens van die lezerspost ook al eens somber en bitter was, toch stak hij me een hart onder de riem, want uit bijna alle brieven sprak immers de hartstochtelijke hunkering naar het behoud van al datgene wat het leven de moeite waard maakt om het te leven. Ik voel me nu een beetje als Cato die vond dat hij onder zijn tijdgenoten zowel vrienden moest hebben om zijn kwaliteiten te tonen als vijanden om zijn kracht te ervaren.
      Hoe meer mijn brieven worden verspreid – en ze zwermen uit, dat kan ik u garanderen – hoe meer we uitbreken uit het cordon waarin u al degenen die de huidige gang van zaken niet willen slikken, meende op te kunnen sluiten omdat u nu eenmaal liever de brullende kooi van het totalitarisme openmaakt dan dat u de kwieke vogels van het vrije woord wilt horen zingen.
      Ik geef toe, toen ik u de eerste brief schreef, had ik besloten de alledaagse mens in mezelf overboord te zetten. Ik had geen idee waar ik na de sprong zou belanden. Het is een raar gevoel als je na het springen constateert dat je al vallend de stukken van je parachute nog moet assembleren. Maar die val had ook iets verheffends en verhevens toen ik merkte dat ik mijn parachute niet nodig had omdat mijn val werd afgeremd en gebroken door de veerkracht van het goede woord dat uit de pen van mijn vrienden vloeit.
      Inmiddels zijn deze brieven bouwstenen van een huis dat ik al lang niet meer alleen aan het bouwen ben. Het zijn immers mijn vele bondgenoten die me nu inspireren en me voortstuwen in mijn elan. Materiaal heb ik genoeg, dat is geen probleem. En al hoeft het bouwwerk niet bescheiden te zijn, een kasteel met veel comfort moet het ook niet worden. Ik hecht meer belang aan de tuin eromheen, aan het malse gras en de schaduwrijke bomen onder wier knisperende bladerdak ik me in mijn verbeelding al zie zitten met mijn vrienden, nippend aan een glas koele witte wijn. Ik hoop dat dit huis, waarin ik al mijn vrienden op het gastmaal wil ontvangen, nog vóór de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober bewoonbaar is.
      Ik wil niet dat u me verkeerd begrijpt, mijnheer de algemeen hoofdredacteur van De Standaard, want ik krijg ook kritiek en ik kan daar goed tegen. Een vriendin schrijft me dat ik me vergis als ik alleen de media de schuld voor de opgang van het totalitarisme in Vlaanderen aanwrijf. Toen ik mijn opiniestuk in De Morgen herlas, gaf ik haar gelijk. Weliswaar heb ik ook geschreven dat het succes van het VB te wijten was aan een duizelingwekkend proces van kwaliteitsverlies op elk niveau, maar die passage kreeg te weinig gewicht, zodat de balans te veel doorschoot naar de rol en de verantwoordelijkheid van alleen maar de media. Het kan echter ook zijn dat ik onbewust de gebreken van de media benadrukt heb, en dat was dan toch weer niet zonder reden.
      Nu ik er beter over nadenk, bedoelde ik vooral: in het hele overlevingspakket dat we in de toekomst zullen moeten samenstellen om weerwerk te bieden aan tendensen die het ontstaan van modderpoelen als het VB mogelijk maken, is het uitoefenen van pressie op de media om betere informatie, grondiger analyse en dus meer kwaliteit te bieden, het dringendst en het noodzakelijkst. Het nastreven van zo’n koerswijziging bij de media is een redelijk plan. De realisering ervan zal door velen worden toegejuicht. (En mijn vermoeden dat het niet onmogelijk is om als individu druk uit te oefenen op de media werd bevestigd door de vraag van De Morgen om een opiniestuk te schrijven op een moment dat ik zo’n invitatie al niet meer verwachtte.)
      Nog belangrijker is echter dat we een maatschappelijke koerswijziging bewerkstelligen waarin op alle niveaus – thuis, het onderwijs, het werk, de media – de kwaliteit weer een hoofdrol gaat spelen. Over die kwaliteit die we nu zozeer moeten ontberen, zou ik iets fundamenteels willen zeggen. Ik denk namelijk dat onze bezorgdheid om de handhaving en de verbetering van de levenskwaliteit een van de voornaamste redenen is om het VB in Vlaanderen uit het bestuur te weren. U weet het al: ik ben bang dat de rechtsstaat het onder een totalitair VB-bestuur hard te verduren krijgt. Maar ik vrees ook dat obscurantisme, middelmatigheid, vulgariteit en kitsch voorgoed vaste voet aan de grond zullen krijgen en de nachtmerrie uit Hannah Arendts Totalitarisme zich ontplooit in de realiteit: ‘Intellectueel, spiritueel en artistiek initiatief is in de ogen van het totalitarisme even gevaarlijk als een crimineel initiatief van het gepeupel5 en beide zijn gevaarlijker dan zuiver politieke oppositie. Het feit dat de nieuwe massaleiders consistent elke vorm van hogere intellectuele activiteit vervolgden, ontspringt niet alleen aan hun natuurlijke wrok jegens alles wat ze niet kunnen begrijpen. Totale overheersing kan het vrije initiatief – in welk domein van het leven ook – volstrekt niet dulden, geen enkele activiteit die niet helemaal voorspelbaar is. Het totalitarisme aan de macht vervangt onveranderlijk alle talenten van eerste rang, ongeacht hun sympathieën, door charlatans en gekken, wier gebrek aan intelligentie en creativiteit nog altijd de beste waarborg is voor hun loyaliteit.’
      Samen met Hannah Arendt ben ik bang dat kwaliteit en schoonheid definitief in een cordon sanitaire terecht zullen komen, wat nu al weerspiegeld wordt in allerlei anti-intellectuele campagnes die het verwerven van kennis verdacht willen maken en die obscure slogans lanceren volgens welke ‘de wetenschap niet op de publieke opinie vooruit mag lopen’. Zelf vind ik dat iedereen het recht op het mooiste en het beste, en dus ook op het moeilijkste heeft en dat we ter harte kunnen nemen wat Beatrice in het Paradijs tot Dante zegt: ‘Zie hoe ik je langs deze wegen bracht/ naar wat je weten wou. Ik wil je leren/ hoe je je doel bereikt op eigen kracht’. Daarom blijf ik bijvoorbeeld herhalen dat het resultaat van de democratisering van het onderwijs de individuele beheersbaarheid van kwaliteit had moeten zijn, en niet de algemene toegankelijkheid van de mediocriteit. Op dit moment heb ik echter het gevoel dat de avant-garde van het schone, het ware en het moeilijke6 te veel in de achterste gelederen strijdt. Ik denk dat ze in onze samenleving een betere plaats verdient en dat we Gustave Flaubert kunnen bijtreden waar hij in een van zijn brieven zegt dat het een wellust is ‘om je het Ware door middel van het Schone eigen te maken’, ook al is het makkelijker ‘om miljonair te worden en in Venetiaanse paleizen vol kunstwerken te wonen dan één goede bladzijde te schrijven en met jezelf tevreden te zijn’.
      Als voorbeeld voor iemand die zich in zijn onwaarschijnlijk lastige leven altijd ingespannen heeft, noem ik de schepper van Don Quichot, Miguel de Cervantes, over wie zijn biograaf Donald McCroy schreef: ‘Zijn manier om de middelmatigheid in de literatuur te bestrijden was om in elk genre dat hij aanpakte het allerbeste te produceren, of dat althans te proberen.’ Leonardo Da Vinci was geen klein beetje mals voor zichzelf toen hij opschreef: ‘Ik heb God en de mensheid beledigd omdat mijn werk niet de kwaliteit heeft bereikt die het gehad zou moeten hebben.’ Ik vermoed dat de grote Portugese dichter Fernando Pessoa slechts een beetje overdreef toen hij in een van zijn brieven noteerde: ‘Wees blij! Alleen dingen waarvoor je je moet inspannen zijn de moeite.’ Cervantes en Pessoa – maar ik denk ook aan Charles de Coster en zijn Uilenspiegel – waren bezorgder om de kwaliteit van hun werk dan om roem of winst. Ze omringden hun werk met goede zorgen, dat wil zeggen dat ze het voedden met al het mooie, goede en ware dat om hen heen al bestond, met hun ervaringen, hun lectuur en hun passie voor de vrijheid. Innerlijk waren ze meesters die altijd bereid waren om te leren, alsof ze onbewust de mooie slotzin huldigden die de Italiaanse schrijver Claudio Magris in zijn essay Meesters en leerlingen formuleerde: ‘Een leerling te zijn en te blijven is al heel wat, het is reeds bijna meester zijn’. Cervantes, Pessoa en De Coster waren energiek. De innerlijke bronnen die hen voedden, droogden nooit op en hun voorraden aan kennis en ervaring waren goed gestapeld. Want ik denk werkelijk dat we het innerlijk van een mens kunnen vergelijken met het ruim van een schip dat geladen wordt. Als de eerste kist niet goed in het ruim is gestouwd, kan de rest van de vracht niet degelijk gestapeld worden. Ook in de mens moet vanaf het begin de lading goed verdeeld zijn over het ruim en moet ze deskundig worden geschikt, zodat de vracht niet gaat schuiven bij de eerste windstoot en het schip niet begint te slingeren en vergaat bij de eerste storm die opsteekt.
      Dat van elkaar willen leren zoals Claudio Magris het ziet, is een dynamisch en spannend proces dat niet gebonden is aan leeftijd of geslacht. Het is een houding die het leven adelt tot een avontuur waarin ruimte is voor iedereen en waarin we ons kunnen laten inspireren door grote voorbeelden7 (geen idolen!) en door de magistrale werken der verbeelding. Want als er iets is dat in ons leven verloren dreigt te gaan en te verzanden in een zee van zoute droogte, een oorzaak van al die giftigheid, van al die lelijk- en stompzinnigheid die we overal zien opdoemen om ons heen, dan is het wel de kracht van de verbeelding, die onzichtbare en grillige ruimte waarin de ziel houvast vindt om zich in schoonheid uit te leven, een ruimte die groot genoeg is om met elkaars gebreken om te gaan.
      Ik stel me de verbeelding voor als een ruime, koele kamer waarin de schoonheid huivert. Ik heb echter de indruk dat de toegangen tot die koele kamer overal worden dichtgemetseld door al diegenen die ons willen doen geloven dat het leven niets anders is dan de hitsigheid van de economie en piekende cijfers, dat het niets anders is dan conformisme, blinde sociale integratie en opeenhoping van snel verzengde sensaties. Want als dat zo is, dan vrees ik dat de ‘rusteloos werkloze’ mensen zoals Seneca ze in zijn Dialogen beschreef te veel hun stempel op de samenleving gaan drukken: ‘Zonder vast plan zwerven ze rond, op zoek naar bezigheden, en ze doen niet wat ze zich hebben voorgenomen, maar waar ze toevallig tegenaan zijn gelopen. Doelloos is hun tocht, het haalt niets uit, zoals mieren over boomstammen krioelen; ze krioelen tot in de hoogste top en vandaar omlaag, zonder dat het iets oplevert.’
      Des te meer apprecieer ik de billijkheid van de redacteurs van De Morgen, die mijn uitval tegen de media en ook tegen hun eigen krant hebben aangegrepen om me een opiniestuk te laten schrijven. Ik wil hier in het kort vertellen hoe dat ging. Bert Bultinck, een redacteur die bij De Morgen de rubriek De Gedachte verzorgt, overviel me op woensdagnamiddag 12 juli met het voorstel om een stuk over het cordon te schrijven. De aanleiding was een voorstel van de SP.A’er Tuur van Wallendael om in Antwerpen het cordon te laten springen. Toen Bert Bultinck me belde, lag ik aan het Donkmeer in Overmere lui op mijn buik naar het glinsteren van het water te kijken. Maar ik voelde me niet gestoord, want door dat telefoontje had ik meteen het goede gevoel dat er nog niets verloren was. Ik was blij te ervaren dat er nog een wereld bestaat waarin oprechte kritiek een beter resultaat kan opleveren dan willekeurige vleierij, want het zeggen van wat me als de ongezouten waarheid voorkomt, behoort immers ook tot de inzet en het onderzoek van mijn brieven en van mijn leven als intellectueel. Ik prees me gelukkig, omdat ik het gevoel had dat ook grote ruzies bijgelegd kunnen worden als er in de strijdende kampen maar goede wil is en fair play. Maar toch, het teken van De Morgen kwam voor mij geen moment te vroeg. En ook haast ik me om te zeggen dat er geen enkele reden is om nu in zelfgenoegzaamheid weg te zakken of De Morgen minder kritisch te gaan lezen. Ik ben echter blij dat een breuk vermeden is en dat we elkaar nu misschien beter kunnen bijstaan in onze pogingen om de vijanden van de open maatschappij de wind uit de zeilen te nemen en de opengesperde monstermuil die ons en onze kinderen wil verslinden, voor altijd dicht te timmeren. Veel tijd hebben we niet meer.
      Maar nu nog een laatste woord over en voor mijn lezers. Sommigen zijn verbaasd dat de ietwat schrille, hoge toon van de bitterbrieven niet terug te vinden is in het opiniestuk Blokfluiten voor het Vlaams Belang, het stuk dus dat in De Morgen verscheen. Daarop kan ik alleen maar antwoorden dat het geschal van een grote trompet gemakkelijker gehoord wordt dan van een kleine, en dat dus op de kleine harder geblazen moet worden. Niettemin heb ik geprobeerd om ook in mijn opiniestuk in De Morgen naar het goede beeld te grijpen, want ter zake huldig ik de mening van mijn grote leermeester Michel de Montaigne die eveneens het beeld van de trompet gebruikt om duidelijk te maken hoe belangrijk de vorm is, hoezeer de vorm de toon en dus de kwaliteit bepaalt: ‘Zoals geluid dat wordt geperst door de nauwe buis van een trompet scheller en luider klinkt, zo komt het mij voor dat een zinsnede die is samengebald in de afgepaste voeten van het vers, veel krachtiger naar buiten treedt en mij meer raakt en overtuigt’.
      Denk daar maar eens over na, mijnheer de algemeen hoofdredacteur van De Standaard, als u daar in Toscane als een volleerde Salieri weer mineure composities aan het verzinnen bent voor latere uitvoeringen op uw standaard-dubbelfluit.
     
Piet de Moor
Schrijver
‘Herodotos vertelt dat de Athener Sofanes zichzelf met een ketting van brons vastbond telkens als de vijand naderde. Hij moest dan wel standhouden als zijn tegenstanders kwamen aanstormen. Maar als zijn vijanden op de vlucht sloegen, lichtte Sofanes dat anker wel, zodat hij de achtervolging kon inzetten.’

Naar Ryszard Kapuscinksi, Reizen met Herodotos

21 juli 2006

Een hommage aan het gat (en aan de moed)

Zesde open brief aan Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur van De Standaard

Mijnheer de algemeen hoofdredacteur,

‘In Calcutta kwam het tot straatgevechten tussen mohammedanen en hindoes. Hoewel de politie de toestand snel meester was, vielen er veertien doden en tweeëntwintig gewonden. De rust is er nu volledig hersteld.’ Dat berichtje staat in de krant. Het is een kort en bovendien een vals bericht, want in Calcutta zijn er helemaal geen ongeregeldheden geweest. Het bericht komt uit de koker van hoofdredacteur Münzer die, geconfronteerd met een kolom van vijf open regels in het hoofdartikel, de rellen in Calcutta verzonnen heeft bij gebrek aan ander nieuws. Als een van de journalisten tegen zijn manipulatie protesteert, laat de hoofdredacteur zijn verontwaardiging de vrije loop. ‘En zo iemand wil dan journalist worden,’ zucht hoofdredacteur Münzer, die zijn eigen waarheidsprincipes heeft: ‘Berichten waarvan de onwaarheid niet of pas na weken kan worden vastgesteld, zijn waar.’ Met een cynische sneer rondt de hoofdredacteur de hele discussie af: ‘Geloof me, beste vriend, wat wij verzinnen is lang niet zo erg als wat wij weglaten.’ De cynicus Münzer kan rekenen op de volle steun van zijn intelligente handelsredacteur Molm die openlijk toegeeft dat hij de hele tijd leugens in de krant schrijft. Molm verdedigt zich tegen het verwijt dat hij een cynicus is door te benadrukken dat hij veeleer een lafaard is: ‘Dat geeft het juister weer. Mijn karakter is op geen enkele wijze tegen mijn verstand opgewassen.’
      Een ogenblik stelde ik me voor dat dit redactionele tafereeltje zich afspeelde in de redactielokalen van ergens een Vlaamse krant, maar het staat in Erich Kästners Fabian (1931), een even aangrijpende als bitsige roman over een jongeman die in het Berlijn van eind jaren twintig vorige eeuw geconfronteerd wordt met een wereld die allang geen moeite meer doet om de schijn op te houden. Alles is simulatie geworden in dat universum dat langzaam in trance is geraakt bij het horen van het zacht-dreigende gegrom dat opstijgt uit de massa totaal ontgoochelde en wanhopige mensen die in Duitsland en Oostenrijk snel was aangegroeid als gevolg van inflatie, werkloosheid en de ontwortelende nasleep van de militaire nederlaag. Münzers en Molms cynisme passen in de sfeer die uiteindelijk zou leiden tot het bloedbad waarin Hitler en zijn trawanten ploeterden, tot de concentratiekampen waarover de kranten zwegen omdat de meeste al na de brand van de Rijksdag hadden gecapituleerd. Over die sfeer van defaitisme die zich toen van de meeste Duitse krantenredacties meester had gemaakt, merkte Sebastian Haffner in Het verhaal van een Duitser. 1914-1933 op: ‘Een openhartige weergave van hetgeen er in de kelders van de SA8 en in de concentratiekampen gebeurde – bijvoorbeeld vanaf de sprekerstribunes of in de kranten –, had wellicht zelfs in Duitsland vertwijfeld verzet veroorzaakt. Door de in het geheim rondgefluisterde huiveringwekkende verhalen – “Weest u toch voorzichtig buurman! Weet u soms niet wat er met x is gebeurd?” – werd ieders ruggengraat met een veel grotere trefzekerheid gebroken.’
      Maar zijn nu alle journalisten die niet de strikte waarheid vertellen lafaards en cynici? In haar Berlijnse notities 1942 tot 1945 vertelt Ursula von Kardorff, die onder het Hitler-regime journaliste bij de Berlijnse Deutsche Allgemeine Zeitung was, over een zekere Werner Fiedler, een filmcriticus, die een list had bedacht om in volle nazi-periode toch zijn mening te kunnen schrijven. Telkens als Fiedler iets boosaardigs over de nazi’s wilde zeggen, citeerde hij uit het verzameld werk van een zekere Müller-Maushagen, die door Fiedler als een inmiddels overleden professor werd opgevoerd. Maar die Müller-Maushagen bestond helemaal niet en zijn werk evenmin. Zowel het personage als het oeuvre was door Fiedler verzonnen. Via die fictief-postume Müller-Maushagen gaf Fiedler, die zichzelf wilde beschermen, geestige, scherpe en bittere commentaren op allerlei toestanden in het Derde Rijk.
      Minder geluk had de Rus Sergej Nabokov, de broer van Vladimir, de schrijver die destijds nog geen beroemdheid was. Sergej was werkzaam als vertaler op een kantoor in Berlijn. Openhartig en onbevreesd leverde hij kritiek op de nazi’s. Sergej werd verraden door zijn collega’s uit zijn werkkring en opgepakt. Hij overleed in 1945 in een concentratiekamp. Was hij voortvarend en overmoedig geweest? Want Sergej Nabokov zal toch wel geweten hebben dat hij een gemakkelijke prooi was en dat niemand het voor hem op zou nemen? Of vond hij geen ander middel om zijn hart te luchten en wilde hij ondanks alles toch niet langer zwijgen?
      Het nazi-regime had tegenstanders van wie de ene zich al wat meer kon permitteren dan de andere. Het doet geen afbreuk aan zijn moed dat een grote bek als Géza von Cziffra beschermd werd door zijn roem. Von Cziffra was een Hongaarse journalist die in het Duitsland van de jaren dertig naam had gemaakt als regisseur van even onnozele als beroemde en succesvolle B-films. Aan die faam had hij het te danken dat een slip of the tongue hem zijn kop niet kostte. Want op een dag werd von Cziffra op een receptie voorgesteld aan nazi-propagandaminister Joseph Goebbels die hem de hand gaf en zei: ‘Aha, Géza von Cziffra! Ik heb gehoord dat u een giftige tong heeft en dat u zich voor niemand inhoudt. Probeer het maar eens met mij!’ Waarop von Cziffra zijn vrienden en Goebbels verbijsterde met de woorden: ‘Ik ben mijn leven toch niet beu!’
      In volle Hitler-dictatuur waren er ook heel wat journalisten die niet beroemd waren en die toch grote risico’s namen. Over zo’n geval schrijft Margret Boveri in haar monumentale documentaire boek Wij liegen allemaal. Een hoofdstedelijke krant onder Hitler. In juli 1936 bracht een koerier een spoedbericht uit het bureau van nazi-minister Hermann Göring, de eerste minister van Pruisen, naar de krant Berliner Tageblatt. Dat bulletin bevatte controversiële informatie over de samenwerking tussen de geheime politie van Oostenrijk en Tsjechoslowakije, wat volgens de toenmalige stand van zaken neerkwam op een vijandige daad tegenover Duitsland. Belangrijk in deze zaak was dat Göring de reputatie van zijn voornaamste rivaal, Heinrich Himmler, die de maand daarvoor met de steun van Hitler tot hoofd van het gehele Duitse politieapparaat was benoemd, met de publicatie van dit bericht wilde beschadigen. Niets liep echter zoals Göring het zich had voorgesteld. Dat kwam omdat het bulletin in de handen van Tageblatt-redacteur Wilhelm Renner was terechtgekomen. Wilhelm Renner doorzag meteen Görings intrige. Renner begreep dat het Görings bedoeling was om het bericht in de krant te lekken zonder dat de bron ervan – het Pruisisch staatsministerie – bekend zou worden. Maar Renner, die heel goed wist dat hij een groot risico nam, hield zich van den domme en maakte toch de bron bekend. Renner had namelijk opgemerkt dat Göring in zijn grote haast vergeten was om de regels te schrappen die verrieden dat het bulletin uit zijn ministerie kwam. In haar boek beschrijft Boveri hoe Wilhelm Renner even aarzelde voor hij het briefhoofd van het Pruisisch staatsministerie met een pennenstreek naar de kop van het artikel haalde. Toen het artikel de volgende dag in het Berliner Tageblatt verscheen, was Göring buiten zichzelf van woede. Want nu was het voor iedereen zonneklaar dat het bericht in het Berliner Tageblatt uit Görings ministerie kwam en dat de nazi-minister gefaald had in zijn poging om zijn rivaal Himmler een loer te draaien.
      Nog dezelfde avond werd Wilhelm Renner gearresteerd. Hij was opgepakt door de mannen van Hermann Göring, die destijds nog aan het hoofd van de Berlijnse politie stond. Renner was daarna onvindbaar. Zijn vrienden zochten overal naar zijn spoor en uiteindelijk achterhaalden ze dat hij in de gevangenis van het politiekantoor aan de Alexanderplatz was opgesloten. Maar Renner had geluk. Göring moest uiteindelijk wel erkennen dat hij zich had vergaloppeerd.
       Op de vraag of er onder Hitler in de krantenredacties journalisten, redacteurs en hoofdredacteurs aan het werk waren die elke gelegenheid aangrepen om de dictator een hak te zetten, kan ik zonder meer antwoorden: ja, zulke journalisten waren er. Waar ze konden, boden ze ook nog verzet toen de Hitler-dictatuur al stevig in het zadel zat, en niet alleen daarvóór, toen dat soort acties nog ongevaarlijk was.
      In zijn essay Analyse van de tirannie (1937) heeft de cultuurfilosoof Manès Sperber geopperd dat het niet de prominenten en de vooraanstaanden, maar de anonieme drommels zijn die zich nog het waardigst gedragen hebben in de ‘tijden van verachting’, zoals Sperber de heerschappij van de tirannie omschrijft. Wellicht is het niet erg slim om als onbeschermde en anonieme eenling in een onmenselijke dictatuur openlijk te protesteren, maar juist daarom heb ik zoveel bewondering voor de menselijke reflex van die Duitse arbeider die in een tram opstond voor een jodin met een gele ster. Toen een nazi-partijlid daar bezwaar tegen maakte, snauwde de arbeider hem toe: “Over mijn gat beslis ik zelf!”’ Wat er met die arbeider is gebeurd, weet ik niet, maar het beeld van het gat als rekbare belichaming van de menselijke autonomie spreekt me sterk aan. Ook Michel de Montaigne grijpt er naar terug waar hij schrijft: ‘Het heeft geen zin om op stelten te klimmen, want ook op stelten moet je met eigen benen lopen. En zelfs op de hoogste troon ter wereld zit je nog steeds op je eigen gat.’

Piet de Moor
Schrijver
1 ‘Zo bedachten in de loop van de oorlog vele van die aanvankelijk zo voor het Groot-Duitse Rijk geporteerde Oostenrijkers zich en gingen hoe langer hoe meer Oostenrijk en de Oostenrijkers als slachtoffer van een Duits bezettingsregime zien,’ aldus C.J. Lammers in Vreemde Overheersing, Bezetten en bezetting in sociologisch perspectief, p. 16.
2 In haar magistrale studie Totalitarisme verwijst Hannah Arendt bijvoorbeeld naar de ‘Protocollen van de Wijzen van Zion’ om aan te tonen dat het besef van de vervalsing van deze geschriften het propagandistisch gebruik ervan helemaal niet in de weg stond, p. 191, voetnoot 42.

3 Warandelaars: ironische benaming van de werkgroep In de Warande. De leden schreven een manifest waarin ze beweren dat zowel Vlaanderen als Wallonië economisch voordeel kan halen uit een radicale opsplitsing van België.

4 Cafés zijn maatschappelijke snijpunten van publiek en privé, en het is geen toeval dat dictators altijd de cafés willen sluiten. Toen de Amerikanen onder Richard Nixon toenadering zochten tot het China van Mao Tse Tung, riep de Albanese dictator en bedrogen Mao-bondgenoot Enver Hoxha haast in tranen uit: ‘Nu zullen in Peking de cafés weer opengaan.’ Mussolini riep uit: ‘…187 000 cafés in Italië! We hebben er 25 000 gesloten…we kunnen ons de luxe veroorloven om gelegenheden waar goedkoop en verderfelijk geluk geschonken wordt hun deuren te laten sluiten.’ (In Benito Mussolini, Giovanni de Luna, Knack-Bibliotheek, p. 93).
Al in Thomas Mores Utopia vreesden de organisatoren van de ideale wereld het bestaan van ‘wijnhuizen, bierhuizen en bordelen’.

5 Dit betekent niet dat het gepeupel niet crimineel optreedt, maar dat het voor zijn criminele acties op het bevel van de totalitaire leiding moet wachten.

6 Met het ‘moeilijke’ bedoel ik niet het ‘taaie’, maar datgene wat vaak ten onrechte de reputatie gekregen heeft moeilijk te zijn. Om duidelijk te maken wat ik bedoel, verwijs ik naar wat Jorge Luis Borges in zijn essay ‘De Divina Commedia’ over de lectuur van Dantes boek schrijft: ‘Waarom ons het geluk onthouden dat het lezen van de Commedia betekent? Bovendien gaat het niet om moeilijke lectuur. Moeilijk is wat zich achter de lectuur bevindt: de meningen, de discussies, maar het boek op zichzelf is kristalhelder.’ Zo’n uitspraak is vaak voldoende opdat de angstige lezer zijn bezwaren opzijzet en de lectuur van het ‘moeilijke’ boek met een licht gemoed aanvat.

7 In zijn essay Het doek (p. 120) beklemtoont Milan Kundera de waarde van het voorbeeld in de liefde: ‘Als we niet sinds onze kindertijd voorbeelden van liefde kregen die tot navolging uitnodigden, zouden we dan weten wat het betekent van iemand te houden?’

8 Sturmabteilung, een paramilitaire afdeling.

‘Hoe aandachtiger en hardnekkiger je een werkelijkheid observeert, hoe beter je begrijpt dat die niet overeenkomt met het beeld dat iedereen ervan heeft; onder een langdurige blik van Kafka blijkt ze steeds onzinniger, dus absurder, dus onwaarschijnlijker te zijn. Juist die gretige, langdurig op de werkelijke wereld gerichte blik heeft Kafka en andere grote romanciers na hem over de grens van het waarschijnlijke gevoerd.’
      
Milan Kundera, Het doek
De centrale fictie en de geheime agenda van het Vlaams Belang: het totalitarisme
Een essay
     
‘Volken raken op verschillende manieren onder het juk van een dictatuur, maar ze komen er allemaal min of meer eender onder vandaan: verminkt. Een land kan plotseling in een dictatuur veranderd zijn, na een staatsgreep, een buitenlandse invasie, een revolutie, een burgeroorlog of een contrarevolutie. Maar het kan ook langzaam in de ban van een dictatuur geraken, zonder zich er zelfs maar van bewust te zijn, na een lange periode waarin het steeds verder afglijdt,’ aldus de Albanese schrijver Ismail Kadare in zijn Albanese lente. Het afscheid van een dictatuur (1991)1. Ook al beschrijft Kadare in zijn essay hoe de stalinistische dictatuur van Enver Hoxha na de Tweede Wereldoorlog in Albanië dichtklapte als een muizenval, toch heb ik de indruk dat bovenstaand citaat toepasselijk is op wat we in het noorden van België al meer dan twintig jaar beleven.
      De geleidelijkheid waarmee het VB (eerst Vlaams Blok, dan Vlaams Belang) zijn succes opbouwt, is gevaarlijk. De Vlamingen zijn stilaan gewend geraakt aan de megascores van het VB, een partij die al geruime tijd de politieke agenda, het programma en zelfs het taalgebruik van de democratische partijen beheerst en dicteert, alsof het VB de ware intellectuele en politieke hegemoon geworden is. Maar de politieke hegemonie van het VB is zoals gezegd niet nieuw. In haar studie Extreem-rechts in Vlaanderen en Wallonië schreef Hilde Coffé naar aanleiding van de nationale stembusuitslag in 1991, die als Zwarte Zondag geboekstaafd werd: ‘De grote overwinnaar van de strijd om de politieke agenda lijkt [dan ook] het Vlaams Blok te zijn geweest’.2
      De democratische partijen hebben geen antwoord op de massale groei van het VB. Ze kijken de kat uit de boom, ze hebben geen pit, ze pakken niet uit met een grootscheeps emancipatorisch plan of zelfs maar met een kleine aanzet daartoe, ze strooien alleen maar wat snoepjes rond (die door hun kiezers wantrouwig worden besnuffeld) en erkennen voor de rest dof en stilzwijgend de politieke hegemonie van het VB. De democratische partijen adviseren hun kiezers om hun mond te houden (‘niet polariseren’ is het parool) en verdwaasd in de lucht te staren tot de bui vanzelf over is gewaaid. Dat is slechte politiek van slechte politici die ons, de burgers, in de plenzende regen laten staan. Het begint er nu helaas op te lijken dat ook de professionele klasse van de politici op haar laatste benen loopt en dat de amateurs in alle partijen het voor het zeggen krijgen.
      Maar voor ik daarop inga, wil ik eerst iets zeggen over de gewenning aan extreem-rechts. De Duitse schrijver Erich Kästner heeft in de inleiding van zijn zwarte komedie De school der dictators (1958) opgemerkt dat het gevaar voor het totalitarisme ‘chronisch actueel’ is. Dat kunnen we ter harte nemen. Een andere kenner van het totalitarisme, de Tsjechische schrijver Milan Kundera, beschreef in zijn essay Het doek hoe iemand die geïrriteerd wordt door een beginnend ongemak, later blijkbaar gemakkelijk kan leven met de grote plaag die door dat kleine ongemak veroorzaakt werd: lawaai, de consumptiemaatschappij, de bureaucratie. Kundera’s algemene regel luidt: ‘Het existentiële belang van een maatschappelijk verschijnsel is niet het duidelijkst waarneembaar als het wijdverbreid is, maar als het nog in zijn beginfase verkeert’.3
      Waarschijnlijk stompt die vorm van gewenning ons ook af voor het gevaar van het sluipende totalitarisme in Vlaanderen. Ook dat totalitarisme lijkt minder gevaarlijk naarmate het groter en meer salonfähig wordt, naarmate meer mensen er haast blijmoedig aan deelnemen. Die nieuwe aanhangers – de massa der lichtgelovigen – koesteren immers de illusie dat ze het gevaar bezweren door er deel van uit te maken en het te vergroten. De verdrongen redenering is: in de muil van de Leviathan kun je al niet meer zien hoe afzichtelijk het monster is.
      Vlaanderen (en België) verkeren in een van de gevaarlijkste fasen van hun naoorlogse geschiedenis. Nooit eerder heerste hier een dreigender pretotalitaire sfeer. Op de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen heeft het VB door enkele intimidaties dit pretotalitaire klimaat aangewakkerd en geïllustreerd. De Vlaamse zangers die het initiatief namen om op zondag 1 oktober 2006 voor een verdraagzame samenleving te zingen, worden op verschillende manieren aangepakt en beklad met materiaal dat geleverd werd door de proleten uit de geheime diensten van het VB. Voorpost, een mantelorganisatie van het VB, dreigt ermee katholieke scholen te bezetten die asiel geven aan mensen zonder papieren. Het VB heeft aangekondigd dat het uit de gemeentekas gefinancierde privé-milities in de straten van Antwerpen zal laten marcheren zodra de partij in de metropool de macht veroverd heeft. Daarvóór al werden Vlaamse rechters die het Vlaams Blok als een racistische partij veroordeeld hadden, door Gerolf Annemans op het VB-congres van 14 november 2004 fysiek bedreigd. Als we zo’n bedreiging horen formuleren, schrikken we natuurlijk op, omdat we het in een open en democratische samenleving niet gewoon zijn sommigen te horen zeggen dat het habeas corpus van de rechters niet vanzelfsprekend is. Bovendien belichamen de rechters de rechtsstaat, wat betekent dat Annemans, door hen te bedreigen, elke Vlaming heeft bedreigd die hun mening deelt. De rechtsstaat is onder schot, de opening van het jachtseizoen wordt aangekondigd en in de verte horen we al het gefladder van de vogelvrijen.
      In zijn essay De ongelukkige twintigste eeuw heeft de Hongaarse schrijver en Nobelprijswinnaar Imre Kertész (°1929) de nihilistische consequentie van het totalitaire monster, dat nu ook naar Vlaanderen (en België) klauwt, treffend geformuleerd. Op het moment waarin de tegencultuur of de ongeciviliseerde en onmenselijke samenleving ter wereld komt, vervallen alle waarden tegenover de ‘waarde’ van het overleven, aldus de auteur, die als joods kind door de nazi’s in Auschwitz werd opgesloten en die daarna het grootste deel van zijn leven in een variant van de stalinistische dictatuur gesleten heeft. Kertész: ‘Dit overleven is echter geen culturele waarde, want het is een nihilistisch bestaan ten koste van anderen in plaats van vóór anderen – en is dus uit het oogpunt van de cultuur en de gemeenschap niet alleen waardeloos maar noodzakelijkerwijs ook destructief, vanwege het dwingende voorbeeld dat erin schuilt.’4
       Door iedereen die het niet met de partij eens is te bedreigen, schept het VB een verstikkende maatschappelijke atmosfeer die de Duitse journalist en publicist Sebastian Haffner perfect verwoordde toen hij de sfeer van terreur in het Duitsland van begin jaren dertig beschreef: ‘We bewogen ons onder hen [de nazi’s] met de zorgeloosheid waarmee mensen in een moderne dierentuin zonder kooien rondlopen tussen de roofdieren, erop vertrouwend dat de grachten en hekken allemaal precies goed zijn berekend.’5
      Je kunt het VB inderdaad ook vergelijken met een Leviathan, een veelkoppige hydra die inmiddels verschillende speklagen heeft aangelegd. Eerst was er een hoofdkliek met allerlei satellieten er omheen, dan een harde schil militanten en vervolgens een laag van ‘onderblokkers’ die eerst niet voor haar sympathieën durfde uit te komen maar die inmiddels samen met de ‘bovenblokkers’, die zich voor hun VB-sympathieën al lang niet meer generen, luid proestend boven water is gekomen. De bolster van het VB is de partij, de kern van het VB bestaat uit een haast militair georganiseerde sekte die elke democraat als een linkse extremist verkettert. In de voorfase van de macht hoeft het vraatzuchtig monster niets anders te doen dan zich vet te mesten: het spekt zich met de massa van zijn electoraat, dat bestaat uit een ondefinieerbaar segment van de publieke opinie (die volgens de filosoof Karl Popper een macht zonder verantwoordelijkheid is) en het gedijt in een desintegrerend maatschappelijk klimaat. Het is met de massa van lichtgelovigen dat de hydra zich voedt en slapend dik wordt van de macht. Het monster hoeft niets anders te doen dan zich moddervet te vreten in zijn kooi en met zijn toenemend gewicht door het plafond te zakken om zo het huis van de democratie te kelderen.
      De massa van de electorale aanhang van het VB heeft geen profiel. Het VB rekruteert uit alle partijen en uit alle sociale lagen. Zijn electoraat is een chaotisch gewriemel van uiterst particuliere en individuele eigenbelangen, frustraties, rancunes en ressentimenten die witheet samenvloeien in een kolkend bad van woede en destructiezucht, een massa die door niets anders gebonden wordt dan door de energie van de ‘negatieve solidariteit’ (Hannah Arendt). Die negatieve energie voedt zich met het eigenbelang van de aanhang waaraan het VB altijd appelleert. Bij gebrek aan een duurzaam collectief belang dat het voortbestaan van deze kiesmassa als loyale groep kan waarborgen, is het VB gedoemd om zijn autoritaire en dictatoriale aanleg in de totalitaire fase op de spits te drijven en met alle middelen te handhaven: de partij moet het kapitaal van haar electoraat verzilveren voor de VB-massa haar samenhang verliest en uit elkaar valt. Het gevaar bestaat dus dat er na een machtsgreep van het VB geen vrije verkiezingen meer worden georganiseerd. De leidende VB’ers , die zich als gevolmachtigden van de toekomst zien, zullen zich immers de kans niet laten ontnemen om te voltooien waartoe ze zich geroepen voelen. Maar daarover straks meer.
      De vrees dat de macht hem weer ontglipt, versterkt de dictatoriale obsessies van de leidende partijkliek die zich geen beperkingen oplegt als het gaat om het handhaven van de macht. In de totalitaire maatschappij kan alles wat mogelijk is, zoals alles wat mogelijk is ook kan. Dat is de formule waarmee het totalitarisme de Sesam van de wreedheid opent.6 Om de totalitaire macht te kunnen handhaven, doet een totalitaire partijleiding altijd een beroep op het uitschot en de proleet (het VB op Voorpost e.a.): die proleten zijn de onverdienstelijken die in elke samenleving hun kans afwachten om zich ‘nuttig’ te maken. Die proleten zijn altijd het gecontroleerde geweldsinstrument van het totalitarisme, de avant-garde van folter en knoet, het monster dat met zijn scherpe nagels en blekkende tanden iedereen aanvalt op wie zijn baasje (dat er de hele dag mee gaat wandelen op straat) zijn zwarte vinger richt.
      Het is belangrijk om zich de proleet niet abstract voor te stellen. De Hongaarse schrijver Sandór Márai heeft in zijn autobiografie Land, Land!… de ‘stijl’ van de proleet perfect beschreven in de persoon van een ÁVO-man, een lid van de geheime stalinistische politie (maar hij had net zo goed een lid van de Gestapo kunnen zijn), een folteraar die Márai kort na de oorlog eind jaren veertig vorige eeuw op het balkon van het Huis van de Terreur in Boedapest zag verschijnen: ‘Wat was dat voor een mens, die nu het uniform aantrok? Het was de sadistische proleet – geen “proletariër”, lid van de klasse van de vernederden en berooiden, maar de randfiguur: de proleet. Hij stak zich in een uniform en greep de karwats… en als fenomeen was hij minstens zozeer een spookfiguur uit een roman als een angstaanjagende werkelijkheid. Zo’n soort mens, die niet voelt, niet nadenkt en niet twijfelt, doet ook in uitzonderlijke situaties met professionele onverschilligheid zijn werk, als beul die zorgvuldig, nuchter en zakelijk de strop om de nek van de ter dood veroordeelde legt. De ÁVO-man op het balkon van het Huis van de Terreur was de geüniformeerde proleet – geen andere sociografische term is op hem van toepassing. Er is geen tegenstander die minderwaardiger en vernederender is dan de proleet. De bandiet die uit eigen beweging misdaden begaat, neemt tenminste nog persoonlijk zijn verantwoordelijkheid. De proleet nooit. Hij verschijnt pas op het historische toneel als hij zonder verantwoordelijkheid, op instigatie van hogerhand te werk kan gaan. Dan trekt hij zijn paardetenue aan, likt zijn lippen, stroopt zijn mouwen op en gaat tevreden, met een gelijkmatige slag aan het werk. Zo verscheen hij een jaar of wat eerder op het balkon van dat huis in een groen hemd. Zo stond hij nu op hetzelfde balkon in een gloednieuw veldgrijs uniform. Hij keek tevreden en zelfverzekerd neer op de menigte, als een vakman die eindelijk werk gevonden heeft dat bij zijn persoonlijkheid en zijn vaardigheden past, zodat hij kan zeggen: “God zegene het eerlijke ambacht”.’7 De proleet is het instrument waarmee elke totalitaire partij intimideert en terroriseert. Altijd en overal is hij de onmisbaarste schakel in de wereld van ketens waarmee elke totalitaire partij rammelt als ze haar ploertige intrede doet in de civitas potestatis, de stad van de macht. Die proleet heeft bovendien een soort ‘voorbeeldfunctie’ voor al diegenen die het ‘proletentalent’ in zichzelf nog niet ontdekt zouden hebben en die het nu kunnen ontwikkelen door het na te apen.
      Het aan de macht komen van een totalitaire partij heeft meteen zichtbare gevolgen voor iedereen en kondigt zich vooraf door een verruwing van het openbare leven aan: de normaliteit verdwijnt, de spanning stijgt, iedereen is nerveus en alles is voortdurend in beweging. De algemene sfeer wordt verstikkend en het geestelijke fluïdum condenseert tot een bruine gelei waarvan de Poolse Nobelprijswinnaar Czeslaw Milosz in De geknechte geest (1953) de kleverigheid beschreven heeft: ‘Het collectieve fluïdum, dat ontstaat door het uitwisselen en samenvoegen van de afzonderlijke fluïda, is uitgesproken slecht. Het is een uitstraling van de naakte macht en ongeluk, van innerlijke verlamming en van uiterlijke beweeglijkheid.’8
      Op straat verschijnen dan de privé-milities waarvan het VB al aangekondigd heeft dat ze in Antwerpen op kosten van de belastingbetalers zullen marcheren. Schijnbaar patrouilleren die privé-milities om have en goed van de brave burger tegen criminele allochtonen te beschermen, maar snel beseft iedereen dat ze alleen marcheren om de eigen bevolking te intimideren en te terroriseren. Op dat moment bekruipt de burger voor de eerste keer het verlammende gevoel dat hij door het uitschot fysiek wordt bedreigd en dat in vergelijking daarmee alle andere vormen van angst (de criminele vreemdeling) waarmee het VB hem in de pretotalitaire fase de daver op het lijf heeft gejaagd niets anders waren dan ficties9, bagatellen.
      Maar de kans bestaat dat de burger dat inzicht dan al verdrongen heeft omdat hij er de voorkeur aan geeft om de kant van de ‘slagers’ te kiezen, al was het maar om zelf niet geslagen te worden. Dat moment zelf is de eerste grote triomf van het totalitarisme, dat zich als een worm van buiten naar binnen vreet, door de wand van de buitenwereld in het weke universum van de hersens en vandaar in het onbewuste van het individu waar het zich in de donkerste hoek vastzuigt en nestelt om nooit meer los te laten. Want het totalitarisme heeft geen geringere ambitie – het ligt in zijn natuur – dan altijd en overal totaal te heersen: op straat, thuis, in de cafés, in de bedden van de echtgenoten, tussen verliefden, tijdens de gesprekken tussen ouders en kinderen, in alle sociale relaties en ten slotte in de hoofden van alle mensen die bang geworden zijn om zelfs hun normaalste gedachten tot de drempel van hun bewustzijn toe te laten. Die ‘ideale’ onderdrukking van alle individuele bewustzijnsvormen heeft de nazi-voorman Robert Ley ooit markant samengevat in de zin: ‘De enige persoon in Duitsland die nog een privé-individu is, is iemand die slaapt’.10
      Elk totalitarisme heeft zijn centrale ficties, maar het VB heeft er slechts één. De centrale fictie11 van het totalitaire VB is dat de veiligheid van de eigen bevolking wordt bedreigd door criminele allochtonen, die het eigen volk naar de handtas, de welvaart, de sociale zekerheid, de oude dag en dus naar het leven staan. De dubbele kern van de centrale fictie die het VB nu al dertig jaar met succes hanteert, bestaat wel degelijk uit de twee woorden ‘crimineel’ en ‘allochtoon’, die als een paar schoenen verpakt worden in een doos waarop ‘angst voor onveiligheid’ geschreven staat. Voor het VB is het van groot belang dat die associatieketen (onveiligheid = crimineel én allochtoon) nooit uit het (on)bewuste van de massa verdwijnt. Dat is het ultieme doel van de propaganda die door het VB wordt gevoerd, en die soms wordt verward met het programma van die partij. Iedereen kan al jaren constateren – en daarvoor moeten alle democratische partijen die het VB laten betijen zich maar eens ter verantwoording roepen – dat het VB hegemoon is in het inplanten van de centrale fictie (het onveiligheidsprobleem) in het collectieve (on)bewuste als een soort chip waarmee de massa als een robot vanuit de VB-centrale wordt gestuurd.
      De oorzaak van deze collectieve verdwazing en van dit realiteitsverlies ligt onder meer bij de media die zich hebben laten verleiden om de centrale fictie, de onveiligheidswaan, jarenlang uit te vergroten en ze als een reusachtige koningin te bewegen op het verder vrijwel lege schaakbord van de berichtgeving.
      Daardoor hebben nu zovele Vlamingen reële angst in en voor de fictieve en artificiële wereld die door het VB is geassembleerd. Het is niet waar wat Steve Stevaert altijd beweert dat het VB vooral groeit omdat er in de media zoveel over die partij wordt gepraat. Het is wel juist om te zeggen dat er verkeerd over het VB wordt gepraat en dat de aanhang van het VB voortdurend is toegenomen omdat de meeste media (de televisie nog meer dan kranten, en de publieke televisie niet veel minder dan de commerciële) niet ophouden om de nooit in twijfel getrokken onveiligheidsfictie van het VB een zo alles overheersende plaats in de berichtgeving te geven. Die mediamakers drijven hun kijk- en leescijfers op door onredelijk veel aandacht te schenken aan de centrale fictie van het VB en ze liggen er geen moment van wakker dat deze onterechte mediale aandacht óók verantwoordelijk is voor de groei van het VB. In haar al genoemde VB-doorlichting constateerde Hilde Coffé: ‘Vandaag komt criminaliteit, een thema dat extreem-rechts bespeelt, in de Franstalige pers minder aan bod dan in de Nederlandstalige. Ook wat de aandacht voor harde criminaliteit in de televisiejournaals betreft, is er een duidelijk verschil per gemeenschap. De Franstalige journaals besteden opvallend minder aandacht aan criminaliteit dan de Nederlandstalige.’12
      De democratische partijen zouden allang de moed gehad moeten hebben om de centrale fictie van het VB – de onveiligheidsfictie – als voorwendsel te ontmaskeren, want dat is de enige manier om de politieke en maatschappelijke hegemonie uit de klauwen van het VB te slaan. De democratische partijen zouden zichzelf met de politieke hegemonie moeten bekleden door uit te pakken met een stevig programma, dat bezegeld wordt in een sociaal contract waarin de burgers hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Dat programma zouden de democratische partijen en politici dan als een hoopvolle standaard in de lucht kunnen steken, voor iedereen goed zichtbaar op het middenveld van de samenleving.
      Met lede ogen zien we dat de democratische partijen in hun programma’s en slogans afkooksels van de extreem-rechtse propaganda overnemen.13 Daardoor maken de democratische partijen een knieval voor het VB en kronen ze die partij, die in tegenstelling tot de democratische partijen geen ethische regels respecteert, tot politieke hegemoon. Het lijkt wel alsof de politici van de democratische partijen bang zijn om zichzelf te zijn, alsof een dwaas hen ingefluisterd heeft dat hun electoraal succes alleen maar afhangt van het etaleren van hun kloongedrag en van hun gebrek aan authenticiteit.14 Het gaat om een soort van intellectueel-collectieve ontvoering van de hele politieke wereld door het VB, dat zijn centrale fictie ment als de boosaardige koetsier de fatale koets waarin de Pinocchio’s van VLD, SP.A, en CD&V hebben plaatsgenomen om fluitend de afgrond tegemoet te razen.
      Omdat niemand in de politieke wereld voldoende weerwerk biedt, verschrompelt de al krappe maatschappelijke ruimte waarin het intellectuele, emancipatorische debat gevoerd zou moeten worden tot een schaduw van zichzelf. Die verzwakking van de democratische slagvaardigheid heeft tot gevolg dat de Antwerpse SP.A-burgemeester Patrick Janssens zich nu al niet meer schaamt om de betutteling van de VB-tegenstanders in de burgerbeweging (Tom Barman van dEUS en zijn bondgenoten) als een navolgenswaardige daad van maatschappelijke verantwoordelijkheid en burgermoed te presenteren. Dat is een misselijk tafereel, want het debat zou juist met de emancipatorische flits van het inzicht en het bevrijdende woord van de democratische politici geopend moeten worden. Het doek dat het VB over de werkelijke wereld laat vallen, moet door de democratische politici immers aan flarden worden gescheurd. Maar wat zien we? Precies hetzelfde wat Sebastian Haffner vorige eeuw in de jaren dertig in Duitsland zag gebeuren en wat Dirk Verhofstadt in zijn recensie van Haffners Verhaal van een Duitser zo doet huiveren: ‘De opmars van het Vlaams Belang dat 34,9 procent van de stemmen in het kanton Antwerpen haalt, doet elke weldenkende mens gruwelen. Wie hun propagandablaadjes leest en hun programma bestudeert voelt en weet dat de brutaliteit opnieuw de straat verovert. “Eigen Volk Eerst”, “islamieten parasieten”, de grijns van Dewinter in het gemeentehuis, de steeds openlijker bekentenissen van velen dat ze voor het Belang hebben gestemd, de toonwijziging in de verslaggeving van de pers, het geflirt van gewezen ‘miss’-en met bebaarde monsters, de rechtse opstoten van andere politici, de onmacht van de democratische partijen om een vuist te maken, het stemt droef. Haffner zou het allemaal opnieuw ruiken, voelen en waarnemen. Hij zou het hoofd schudden en ons met een klinkende oorveeg opnieuw wakker maken.’15
     
      Over het gebrek aan verantwoordelijkheid en het morele falen van de democratische partijen zal ik het later nog hebben. Wat me nu verbaast en met verstomming slaat, is dat het VB aan één centrale fictie genoeg heeft om zoveel weldenkende mensen uit de werkelijke wereld in zijn fictieve wereld mee te sleuren. Het komt me zelfs voor dat het VB ietwat gegeneerd constateert dat het vrijwel geen ideologische voorwendsels nodig heeft om een zo grote massa te verleiden. Het is beangstigend om aan te zien hoe het totalitarisme in Vlaanderen in zijn puurste, naaktste, gladste en daardoor schijnbaar ongrijpbaarste vorm aan het werk is en hoe veel op kijk- en oplagecijfers gefixeerde intellectuelen die aan het hoofd van de media staan geen enkele moeite doen om de politici te helpen bij het uitoefenen van hun zware taak om maatschappelijke gebeurtenissen en tendensen nauwkeurig te analyseren, te duiden en te plaatsen.
      Dat het VB als totalitaire partij nauwelijks een ideologie nodig heeft om succes te boeken is een compleet nieuw verschijnsel in de geschiedenis van het Europese totalitarisme. Daardoor onderscheidt het modernistische, pragmatische, functionele en etnisch-agressieve Vlaamse totalitarisme zich fundamenteel van de twee grote totalitarismen (fascisme en communisme) uit de twintigste eeuw. Er is in het VB geen tweede centrale negatieve fictie die met de eerste kan wedijveren. Nooit eerder in de geschiedenis van Europa werd het negativisme, het antihumane en het anti-emancipatorische zo onverbloemd en ongeschminkt gepropageerd als maatschappelijk model als nu in Vlaanderen.
      Behalve nu en dan eens een obligate oprisping voert het VB niet eens een systematische campagne voor de zaak – het zogenaamde Vlaams belang – waarvan ze een tweede centrale fictie had kunnen maken, de fictie namelijk dat Vlaanderen belang heeft bij het uiteenvallen van België. Het antibelgicisme is dus géén tweede centrale fictie in de propaganda van het VB, zoals het antimonarchisme (het vermeende antidemocratische karakter van de monarchie) geen derde centrale fictie is. Want de reden waarom het VB België en de monarchie op de helling wil zetten, behoort tot de goed bewaarde geheimen van de partij. Er is immers een groot verschil tussen de antibelgicistische retoriek van het VB en het feitelijke doel dat de partij met de omverwerping van België beoogt. Natuurlijk spreekt het vanzelf dat België ten onder zal gaan als het electorale succes van het VB zich op Vlaams en federaal niveau zou uiten in een vorm van dwingende machtsdeelname van die partij. Zoals voor de angstige individuen in de geatomiseerde maatschappij alleen het eigenbelang bestaat16, hecht een totalitaire partij als het VB van nature geen enkel belang aan welke waarde ook, want een partij kan niet tegelijk totalitair en niet-nihilistisch zijn. Het totalitaire monster is een dier dat in zijn kooi geen ruimte en vrijheid duldt en die ook voor zichzelf niet gunt, want omdat het totalitair is wil het monster ook totaal zijn in de ruimte en in de tijd. Maar het ‘geluk’ dat optreedt als het vetgespekte monster zich aan de begrenzing van zijn tralies schurkt en van zijn volgroeidheid in vrijwillige gevangenschap geniet, maakt meteen plaats voor een dodelijke angst en de kwellende onzekerheid hoe het in zijn begrenzing kan overleven, hoelang het op zijn vetmassa zal kunnen teren. Zelfs als het roerloos in zijn kooi zit te snuiven, moet het monster ervoor zorgen dat het in zijn fictieve wereld de dirigent blijft van alle bewegingen die zich nu en in de toekomst voordoen in zijn inwendige lichaam, want het wil de dictator zijn van zijn inwendige corporatuur waarin het leven van het individu voortaan niets anders meer is dan een hoop afval, een berg stront die in de totalitaire olifantendarmen op zijn ontlasting wacht.
      Omdat het totalitaire monster geen ruimte verdraagt en omdat het in zijn angst voor alles wat niet van zijn macht is vervuld, voortdurend tegen de veilige tralies van zijn kooi aan wil schurken en schuren, is België een maat te groot voor het monster. Voor het VB is België als een broek met veel te lange pijpen waarover het beest voortdurend struikelt. Het monster wil geen groot Belgisch huis, maar een Vlaamse cel. Het wil geen zuurstof om in te ademen, maar alleen bedorven lucht en stank. De hydra wil een hok waarin het zich in het slijk kan wentelen, en geen huis met vele kamers waar de bewoners van hun privacy genieten. In de Belgische federale constructie loopt het monster wat verloren: het vindt er geen verzadigende begrenzing omdat het zijn etnische massa niet over de grenzen van Brussel en Wallonië kan ontplooien en omdat het in zijn totalitaire territoriumdrift voortdurend wordt gefrustreerd. Het monster wil baas zijn in zijn eigen kot, en om die reden is het het liefst de absoluut-soevereine totalisator in zijn eigen animal farm, waar het een oppervarken onder de ondervarkens is. België moet van het VB niet barsten omdat Vlaanderen of een eigen volk daar enig belang bij heeft, maar opdat het VB alle Vlamingen op een totalitaire manier, zonder pottenkijkers, ongeremd, zou kunnen treiteren. Ik wil daarmee niét zeggen dat de Belgische constructie een waarborg biedt tegen totalitaire tendensen, maar wel dat de federale structuur totalitaire tendensen afremt en verzwakt.17 Hetzelfde kan van de monarchie worden gezegd.18
      Het VB heeft niet zomaar een neutrale hegemoniale, maar een boosaardige hegemoniale kracht. De VB-partijleiders trekken zich niets aan van de fundamentele beschavingsnormen die door alle andere geciviliseerde partijen en alle andere geciviliseerde politici worden gedeeld. Precies omdat het VB die consensus niet behartigt, kan die partij nooit een partij zijn als de andere. Dat het VB uit die normloosheid zoveel electorale winst kan putten, bewijst dat de morele en ethische verloedering van Vlaanderen een alarmerend peil heeft bereikt en dat lapmiddelen niet volstaan om het tij te keren. Het VB kan zich inderdaad de platste leugens permitteren. Dat komt, om Hannah Arendt te parafraseren, omdat de lichtgelovige massa niet overtuigd wordt door de feiten, maar omdat die massa zich liever laat verleiden door de illusie van een leven dat in een geruisloze wereld geleefd kan worden: aan de einder wenkt de fata morgana van een benepen en bekrompen huisgeluk waarin alleen maar witte mensen in hun beloken huizen aan het zappen zijn. Aangetrokken door de nestwarmte die deze cocon biedt, verdragen de VB-sympathisanten alle leugens die het VB verspreidt. Die lichtgelovige VB-aanhangers ervaren die leugens immers als legitieme hulpmiddelen in de strijd tegen de dreigingen en gevaren die in hun wereld met de centrale fictie verbonden zijn. Op die manier ontstaan de nieuwe stenen tafelen waarin de verboden van de nieuwe immorele wanorde gebeiteld zijn. Een van die verboden luidt: ‘Zeg nooit de waarheid als je daar geen belang bij hebt.’
      Zolang de democratische partijen en politici geen reëel alternatief hebben voor de centrale fictie waarmee het VB de naïeve massa verleidt, zullen ze door die lichtgelovigen verdacht worden van hypocrisie en leugenachtigheid. Als de democratische politici zich door de centrale VB-fictie laten besmetten en betoveren, zijn ze verloren. In de competitie om de hegemonie van de centrale fictie zijn ze immers, als politici met scrupules, niet opgewassen tegen de propagandistische leugenpletwals van het VB. Dat verklaart waarschijnlijk waarom de klassieke en democratische partijen en politici nooit beloond, maar electoraal altijd afgestraft worden als ze het discours van het VB overnemen. 
      Overtuigd van de waarheid van de centrale fictie en losgeslagen van de werkelijke wereld, ervaart de VB-sympathisant, die uitmunt in lichtgelovigheid, de leugens en tegenspraken van het VB als een zacht geruis op de achtergrond van het simpele deuntje van de centrale fictie. Maar de harde en cynische kern van het VB ziet dat anders: in zijn binnenste juicht hij de propagandistische imitaties en de softere edities waarmee de democratische politici de centrale fictie imiteren toe, maar hij klaagt ze aan in de buitenwereld waar zijn massa zich bevindt. Die gespletenheid ontbreekt het niet aan logica. Ze bevestigt alleen maar de consistentie waarmee het totalitaire instinct te werk gaat: de harde kern, die in tegenstelling tot de lichtgelovige sympathisant cynisch is, heeft absoluut geen scrupules over de vuile methodes waarmee de democratische partijen in het nauw en uit de macht verdreven worden. Met een schittering in de ogen stelt die harde kern vast dat de misleide en in de fictieve wereld meegezogen democratische partijen en politici machteloze klonen worden van het VB en dat ze degenereren tot vrijwillige propagandisten van het ‘gedachtegoed’ van het VB. Die democratische politici merken niet eens dat hun democratische waarden en essenties langzaam worden leeggezogen door de vampier, die immers matig en doeltreffend is in zijn drankgebruik.
      Zo wordt de conditie van de democratische partijen ondermijnd. Ze staan op het punt het te begeven, want door hun imitatiedrang zijn ze gedoemd om te falen, al was het maar omdat ze door het overgenomen VB-discours de totalitaire partij ook de gelegenheid bieden om onmerkbaar een tand bij te steken en een nog radicalere koers te varen. Zo wordt een hele ‘samenleving’ gefanatiseerd. Dit is het moment waarop de totalitaire harde kliek met bloedrode kam in alle stilte victorie kraait, want met zijn fascisteninstinct ruikt de fanatenkliek dat de bolwerken van de democratische samenleving en van de geciviliseerde maatschappij aan het instorten zijn. Met opengesperde neusvleugels en dronken van de geur van de macht die nu in het directe verschiet ligt, stroopt de kliek de mouwen op om het grote werk – de afbraak van de scheiding der machten en de afbraak van de rechtsstaat – werkelijk en grondig aan te vatten.
      Het is de totalitaire partij immers niet om de waarheid, maar om de verovering van de totalitaire macht middels de propagandistische verspreiding van de centrale fictie te doen. Verder hoeft het geen betoog dat de verbale en intellectuele verlamming van de klassieke partijen het gezag van de staat zelf ondermijnt en dat van de weeromstuit de ondermijning van de staat uiteraard de implosie van de democratische partijen en van de instellingen zelf bespoedigt: hun ideologische fundamenten storten in en de brokstukken worden weggespoeld in de maalstroom van de machtige centrale fictie die de hele democratie heeft overmeesterd. Dit is ook het moment waarop de werkelijke wereld door de fictieve wereld van het totalitarisme wordt opgeslokt en in het zwarte gat van de fictie verdwijnt. De tegenwereld is geboren en staart ons met bloeddoorlopen ogen aan.
      Waarschijnlijk was het VB zelf verrast toen die totalitaire partij constateerde dat ze zonder ideologische franje, met haast niets anders dan haar negatieve energie, een stevig deel van Vlaanderen kon verleiden, inpalmen en veroveren. Eigenlijk is het haast een wonder dat de totalitaire partij nog een beschaafde schijn probeert te handhaven, maar dat doet ze in de pretotalitaire fase alleen om nog meer onschuldige zielen in de fatale fuik van haar fictieve paradijs te lokken.19 In de pretotalitaire fase bejubelt het VB de wereld van de filisters, in de zijlijn probeert de partij de schijn van het fatsoen nog wat op te houden zoals in de donkere hoek de verkrachter zijn broek. Opdat de lichtgelovige massa de stank niet zou ruiken die uit zijn lichaamsopeningen walmt, poetst het monster in pretotalitaire tijden nog zijn tanden en houdt het zijn winden in.
      Het totalitarisme vindt bovendien altijd bondgenoten in de ‘elite’, meent Hannah Arendt: ‘Alleen het gepeupel en de elite laten zich door de stuwkracht van het totalitarisme op sleeptouw nemen; de massa’s moeten door propaganda gewonnen worden. Onder een constitutionele regering, met vrijheid van meningsuiting, kunnen totalitaire bewegingen in hun strijd om de macht slechts in beperkte mate gebruik maken van terreur; ze delen met andere partijen de noodzaak om aanhangers te winnen en om geloofwaardig over te komen bij een publiek dat nog niet volkomen afgesneden is van alle andere informatiebronnen.’20
      En hier komen we weer terecht bij de media. Het probleem van een krant als De Standaard is nu juist dat haar lezerspubliek niet afgesneden is van de informatiebron, maar dat die krant vrijwillig heeft opgehouden als binnenlandse informatiebron te functioneren.21 Moedwillig heeft ze onder impuls van de algemeen hoofdredacteur, die wellicht door de marketingafdeling wordt opgejaagd, de intellectuele zoektocht naar de waarheid opgegeven. Daarom is De Standaard alleen nog een simulatie van een binnenlandse informatiebron, een zichzelf organiserende oplagemachine zonder enige emancipatorische ambitie, en daardoor een objectieve bondgenoot van het VB. De valsheid van De Standaard, die qua binnenlandse berichtgeving vrij- en moedwillig in de fictieve wereld van het totalitarisme is binnengetreden en die het Vlaams Belang salonfähig heeft gemaakt, bleek toen Peter Vandermeersch daags na het oprichtingscongres van het Vlaams Belang op 15 nov. 2004 in De Standaard schreef: ‘Op die manier evolueert, na pakweg twee decennia, Vlaanderen opnieuw naar een normaal en gezond politiek landschap, met een linkervleugel, een centrum en een rechtervleugel. In dat landschap zal de discussie over een cordon sanitaire nog even opflakkeren en daarna overbodig worden. Omdat in een normaal politiek landschap met normale partijen normale coalities worden gesloten.’ Wat de lezers op die dag vergeefs in De Standaard zochten, waren de dreigende woorden waarmee Gerolf Annemans de dag daarvoor op het oprichtingscongres van het Vlaams Belang was uitgevallen tegen de Vlaamse rechters die het Vlaams Blok als een racistische partij veroordeeld hadden.22 Het weglaten van zulke vitale informatie noem ik werkelijk misdadige medeplichtigheid: een krant, die zichzelf dé Vlaamse kwaliteitskrant noemt, vindt het niet nodig om zijn lezers lastig te vallen of op te schrikken met zulke bagatelletjes!
      Ik ben geen profeet of voorzienigheidsdeskundige. Ik kan onmogelijk in detail voorspellen in welke richting de totalitaire staat zou evolueren als het VB in een zelfstandig Vlaanderen de lakens uit zou delen. Ik weet alleen dat we dan werkelijk in een totalitair en verstikkend Vlaanderen zullen leven, een Vlaanderen zonder enige grootmoedigheid en vandaar een beschamend Vlaanderen waarin de rechtsstaat snel en doeltreffend zal worden gedemonteerd, wat uiteraard ook de vernietiging van het principe van de scheiding der machten en dus de destructie van de democratie en de beschaving behelst. Om dat te bereiken moet het VB als totalitaire partij ervoor zorgen dat ze in de pretotalitaire fase voldoende macht accumuleert om in de totalitaire fase zijn geheime programma snel en vakkundig te realiseren. Daarmee is de partij nu bezig.
      Alles wat de leidende VB-kliek onderneemt is gericht op de accumulatie van macht. De hele organisatie van de partij is door niets anders geobsedeerd dan door de verwerving van de macht. Daarom is het VB als totalitaire partij bezeten van een nooit tot rust komende organisatiedrang. Met een grote verbetenheid organiseert die partij alleen maar zichzelf omdat ze instinctief beseft dat deze permanente en voor de rest inhoudsloze zelforganisatie bevorderlijk is voor het bereiken van het doelloze doel: het verzamelen en concentreren van de naakte macht om de macht. Zo probeert de totalitaire partij een einde te maken aan de autonomie van iedereen en alles in de samenleving. Als we kunnen aantonen hoe irrationeel en destructief die VB-ambities zijn, zullen we misschien beter kunnen aantonen dat er in de maatschappij als mensen vermomde mensen (volgens Erich Kästner de gevaarlijkste mensen die er bestaan) rondlopen die in hun geheime programma de organisatie van de zinloosheid van het leven als het ultieme doel hebben opgenomen: de realisatie van het absolute nihilisme met als eindbestemming het totalitaire ‘paradijs’. In die binnenstebuiten gekeerde, absoluut fictieve wereld waarin alles eruitziet als het negatief van de positieve wereld die door de trawanten van het totalitarisme uit de hengsels is gelicht, treedt de nieuwe on-mens voor het voetlicht, de zwarte prins die meteen duidelijk maakt dat het programmaboekje slechts een flauw afkooksel is van het spektakel dat in werkelijkheid opgevoerd zal worden. Voor een opwelling van menselijkheid is in deze wereld geen enkele genade, vooral niet als zo’n impuls uit eigen rangen komt en de immorele cohesie van de eigen groep bedreigt (zie de uitbrander die de VB’er Guido Tastenhoye kreeg toen hij vorig jaar een gezin uit Kazachstan aan verblijfspapieren wilde helpen).
      Maar het gebrek aan mededogen van het VB is geen toeval, het is een bouwsteen van de nieuwe negatieve wereld die ontworpen wordt. Over de handhaving van de centrale fictie hoeft de VB-leiding zich geen zorgen te maken, aangezien die fictie in de hoofden van de massa al bestaat alsof ze een werkelijkheid is. Maar omdat het VB een totalitaire partij is die in de vrijheidsberoving veel fanatieker is dan ze in de pretotalitaire fase openlijk kan toegeven zonder zelf schade op te lopen, is ze in de voorfase gedwongen om een minimum aan beschaving te simuleren. Niettemin, soms laat het monster een monsterlijke scheet, omdat het de aard is van het beest. Zo’n scheet was de slipper die Gerolf Annemans maakte toen hij de Vlaamse rechters die het Vlaams Blok als een racistische partij veroordeeld hadden, bedreigde op het VB-congres van november 2004.
     
De doodsvijand van de absolute macht, de tegenstrever van de macht om de macht, de vijand van de kliek die zichzelf organiseert als de uitvoerende hand van de willekeurige macht en die leeft bij gratie van de uitoefening van de absolute macht, is de humane normaliteit die door de rechtsstaat gewaarborgd wordt. Omdat de introductie van de abnormaliteit tot het geheime programma van elk totalitarisme behoort, is de uitval van Gerolf Annemans, die de rechtsstaat aanviel door de rechters fysiek te bedreigen, zeker geen loze kreet. Want de afbraak van de rechtsstaat (en de invoering van de eeuwige abnormaliteit) behoort tot de prioriteiten van het geheime programma van elke totalitaire partij en dus ook van het VB, dat in de totalitaire fase zijn pretotalitaire fictieve programma met een opgelucht en verveeld gebaar opzij schuift om het radicale programma uit te voeren.
      Het ‘ideaal’ dat een totalitaire partij als het VB voor ogen staat, is een systeem waarin de burgers moeten geloven dat het abnormale normaal is, een ‘samenleving’ waarin alles wordt omgekeerd, een tegenwereld waarin alles anders is dan het daarvoor is geweest. In die nieuwe werkelijkheid, (die in feite de uitvoering en de organisatie van een oude totalitaire fictie is) worden onrecht en abnormaliteit als billijk en normaal in de geknechte geesten van de mensen verankerd. In die nieuwe werkelijkheid wordt de zwartste onmenselijkheid administratief legaal georganiseerd. De afschaffing van de rechtsstaat betekent immers niet dat het VB geen ‘juristen’ als Annemans nodig heeft, want zeker zullen de nieuwe en onrechtvaardige wetten die door het VB worden uitgevaardigd ertoe bijdragen dat het sadisme van de VB-militanten op een georganiseerde en legale manier botgevierd kan worden.23
      In de totalitaire staat worden de principes die de burgers een gelijke behandeling in de gerechtshoven en bij de staatsinstellingen garanderen, overboord gegooid. Een verdachte die door een gerechtshof wordt vrijgesproken, kan bij de uitgang van het hof door de functionarissen en administratoren opnieuw worden gearresteerd en zonder nadere wettelijke procedures in een concentratiekamp worden opgesloten. Zo een regime kan zijn inwoners naar eigen willekeur en onbeperkt opsluiten, beroven en zelfs doden: ‘Al het andere valt in het niet bij de radicale verandering in de verhouding van burgers tot het openbaar gezag’.24
      In ijltempo benoemde hoge administratoren en ambtenaren voeren de nieuwe en onrechtvaardige wetten uit. Die nieuwe wetten zijn voor de bureaucratische en administratieve krachten die de onrechtvaardige maatschappij moeten organiseren, een legaal houvast, ze stellen de vrijheidsberovers onder de administratoren, ambtenaren en proleten vrij van hun verantwoordelijkheid en dompelen hun geweten onder in het suikerwater van blinde gehoorzaamheid en comfortabele kadaverdiscipline. Ontlast van hun geweten wrijven de beulen zich in de handen en gaan met een blij gemoed aan de slag, terwijl de burger die van zijn vrijheid wordt beroofd als een misdadiger wordt voorgesteld en zich zo ook moet voelen. Zo functioneert de omgekeerde wereld van de totalitaire staat en zo worden de rechtsstaat – de état de droit – en de mensenrechten in de totalitaire staat gedemonteerd, een afbraak die reeds werd aangekondigd in de pretotalitaire slogan die subliminaal doorklinkt als een bevel: ‘Wij zeggen wat jullie denken.’
      De totalitaire VB-staat maakt dus een einde aan de rechtsstaat maar niet aan de wet, wel integendeel, ook de nazi’s hadden de specialiteit om ‘met een eigenaardige schoolmeesterachtigheid misdaden te legaliseren, dankzij een retrospectieve en retroactieve wetgeving,’ aldus Sebastian Haffner, die niet nalaat te vermelden dat Hitler enkele dagen na de ‘nacht van de lange messen’ (1934) president van Hindenburg een wet liet ondertekenen die de moorden op Ernst Röhm en zijn SA25 als staatsnoodweer legitimeerde. Haffner voegt eraan toe: ‘De grondwet kon dan wel […] om zeep worden geholpen, maar ieder afzonderlijk artikel van het Burgerlijk Wetboek bleef van kracht en werd net zo zorgvuldig overwogen en heroverwogen als voordien.’26
      De kern van elk totalitarisme, van het fascistische en het stalinistische en ook van het modernistische, is de organisatie van de rechteloosheid in een wereld waarin het nihilisme voortdurend in actie is om de normaliteit te doden. De inzet van het totalitarisme – het geheime programma – is de totale kaalslag van de sociale, politieke, culturele en juridische wereld zoals hij bestond in de humane wereld, een vernietiging die radicaal en fanatiek wordt bevolen door de kliek en gerealiseerd door de proleten van het systeem. Het totalitarisme is niets anders dan de armzalige en sadistische ersatz van de ontmantelde cultuur27: blinde en snelle bewegingen en bloedige sensaties als surrogaat van de langzame beschaving die zich met trage tradities voedt.
      Elke vorm van totalitarisme leidt tot wat Ernst , die voor de nazi’s vluchtte, de duale staat28 heeft genoemd. Dat is een situatie waarin de ‘bevoorrechte staat’ (de staat van de rechteloosheid) het overneemt van de ‘normatieve staat’ (die de rechtsstaat is). In de totalitaire ‘samenleving’ is de normatieve staat het restant van datgene wat de ‘bevoorrechte staat’ in al zijn willekeur nog tolereert (bijvoorbeeld het voortbestaan van het erfenis- of het scheidingsrecht), terwijl in de bevoorrechte staat ‘geen andere regels [gelden] dan de grillen van de leider, de bevrediging van de partijmilitanten, en de veronderstelde “voorbestemming” van het Volk, de razza, of andere “uitverkorenen”.’29 Die uitverkorenen mogen genieten van het genadebrood van de kliek in de vorm van vrouwen, snelle auto’s en luxueuze woningen die ze krijgen als beloning voor hun hand- en spandiensten, bijvoorbeeld voor hun verklikkersjob.30
      De ‘bevoorrechte staat’ begint te functioneren zodra het totalitaire monster over de macht beschikt om hem in te voeren, en uit de geschiedenis leren we dat een land in één nacht van aanschijn kan veranderen. Hannah Arendt merkte in Totalitarisme over het optreden van de nazi’s op: ‘In één nacht konden ze de hele structuur van de Duitse samenleving – en niet alleen het politieke leven – veranderen, precies omdat ze in hun eigen rangen een exacte tegenhanger ervan hadden klaargestoomd.’31 Over die plotse peripetie, schreef Sebastian Haffner in Het verhaal van een Duitser: ‘Wat plaatsvond, was veeleer eenvoudigweg de nachtmerrieachtige omkering van de normale begrippen: rovers en moordenaars die optreden als politie, bekleed met de volledige staatsmacht; die haar slachtoffers als misdadigers behandelt, hen vogelvrij verklaart en bij voorbaat ter dood veroordeelt’32, een situatie die door de kliek en zijn mediaknechten wordt gebagatelliseerd als de onvermijdelijke trieste bijkomstigheden van elke omwenteling.
     
      In dit verband vermeld ik een stukje uit Knack van 2 augustus 2006. Daarin signaleert hoofdredacteur Karl van den Broeck een uitspraak van Philip Dewinter in Het Nieuwsblad. Dewinter heeft het daarin over een actie op de school van zijn dochter. Het gaat om twee Congolese meisjes die in Vlaanderen door pleegouders zijn opgevangen omdat hun ouders spoorloos zijn. Er liep op die school een petitie om die Congolese meisjes in het land te laten blijven. Dewinter vertelt in dat stukje dat hij de opvangouders van de meisjes ontvangen heeft en dat hij hen gezegd heeft dat hij hun petitie niet kan ondertekenen. Dewinter: ‘Hoewel ik er persoonlijk van overtuigd ben dat die twee meisjes niet terug naar Congo hoeven. Maar het blijft aan de administratie om daarover te oordelen en niet aan mij.’
      Wat zegt Dewinter daar anders dan: ik leg mijn verantwoordelijkheid en mijn geweten in de handen van de bureaucratie (die zal functioneren volgens de onmenselijke wetten die Dewinter en zijn trawanten zelf zullen opleggen). Laten we nu even aannemen dat het VB in Vlaanderen de macht grijpt, zijn geheime programma en geheime agenda uitvoert en een administratieve wet uitvaardigt waardoor alle niet-Europese vreemdelingen gedeporteerd kunnen worden (zoals het ooit in het 70-puntenprogramma stond). Dan zijn we terechtgekomen in de toekomstige totalitaire staat die Hannah Arendt in haar studie Totalitarisme al in 1951 heeft geschetst: ‘Ook vandaag vertonen de totalitaire heersers en de leiders van totalitaire bewegingen nog altijd de typische trekken van het gepeupel, waarvan we de psychologie en de politieke filosofie vrij goed kennen; wat er zal gebeuren als de authentieke massamens ooit het roer overneemt, weten we nog niet, maar het lijkt redelijk te veronderstellen dat hij meer gemeen zal hebben met de nauwgezette en berekende correctheid van Himmler dan met het hysterische fanatisme van Hitler.’33 Het is alsof Hannah Arendt hier het functionele modernisme en onmenselijke pragmatisme van het VB beschrijft.
      Uit de totalitaire staat is geen weg terug. Er is geen weg terug omdat de totalitaire staat een onmenselijke en criminele staat is. Het is een onmenselijke en criminele staat omdat hij geleid wordt door misdadigers en criminelen die spitsbroeders in de misdaad zijn. Ze kiezen voor het partnerschap in de misdaad omdat dit verbond het hen onmogelijk maakt om vrijwillig terug te keren naar de normaliteit, want de normaliteit zou dan de rechtsstaat zijn waarin ze voor hun misdaden worden berecht. Daarom moedigt de totalitaire staat de mensen tot misdaad aan, want massale medeplichtigheid aan de misdaad en ongebreidelde corruptie is de totalitaire wissel die de partij op de toekomst neemt. Alleen als de partij erin slaagt de hele massa te bederven, vinden de leidende totalisatoren in de massa een bondgenoot om de abnormaliteit te handhaven en de terugkeer naar de rechtsstaat te blokkeren. Ook om die reden kan het totalitarisme niets anders zijn dan een systeem dat zich niet alleen in de ruimte, maar ook in de tijd absoluut ontplooit, een consistent systeem dat de hele toekomstige tijd bezet zoals het ook de hele ruimte bezet. Om die reden moeten we de totalisatoren wel de zelfbenoemde gevolmachtigden van de ruimte en de toekomst noemen. De totalisatoren zijn immers niet bekommerd om het een of ander belang, maar ze beogen alleen maar een systeem waarin ze hun eigen belang en hun sadisme op een ongestoorde en liefst comfortabele manier kunnen botvieren. Dat is het instinct waaraan Dewinter met zijn opgeheven vingertje (het vingertje dat de anderen van Dewinter niet mogen gebruiken) appelleert als hij Will Tura en de zangers tegen de onverdraagzaamheid oproept om te zwijgen en hun stem te smoren. In werkelijkheid hebben de totalisatoren alleen maar minachting voor de massa die hen kiest. Zoals Norbert van Overloop dat in Wiens belang? Het Vlaams belang over inkomen, werk, pensioenen heeft uitgelegd, rijden de leidende VB’ers de proletariërs met hun gierende sportwagens van de sokken en ze toeren met hun cabrioletten rond omdat ze vanuit hun open wagens beter op de arbeiders kunnen spuwen.
      Juist omdat er uit het totalitarisme geen weg terug is, moeten de democratische partijen, de media, de intellectuelen en het onderwijs de centrale fictie waardoor straks iedereen wordt geobsedeerd vakkundig en met argumenten demonteren. Neem nu aan – horresco referens – dat het VB opnieuw een electoraal succes boekt. Dan nog zou zo’n overwinning ons niet uit het lood mogen slaan. Zo’n VB-overwinning zou dan juist een intellectueel en moreel motief moeten zijn om waar het mogelijk is (en het is mogelijk in alle steden en gemeenten waar het VB geen absolute meerderheid haalt) de totalitaire partij meer dan ooit van de macht weg te houden. Want als het VB een groot lokaal succes zou boeken en op basis daarvan uitgenodigd zou worden om aan het bestuur deel te nemen, dan zal de partij er alles op zetten om haar succes zo snel mogelijk in Vlaamse én federale verkiezingen te verzilveren. Dit betekent dat het VB het land vanuit de gemeentehuizen zal proberen te destabiliseren, bijvoorbeeld door privé-milities te laten marcheren in de straten van Antwerpen en door Voorpost de scholen waar mensen zonder papieren verblijven te laten bestormen.
      Bovendien mogen we twee dingen niet vergeten: wie het VB de kans geeft om mee te regeren in steden en gemeenten, is medeverantwoordelijk voor de dijkbreuk die dan ongetwijfeld op federaal niveau na nationale verkiezingen plaats zal vinden. Het zal er dan niet meer om gaan of de klassieke partijen bereid zijn om het VB mee in het bad te nemen, maar omgekeerd, het VB zal dan in het bad gaan zitten om de andere partijen eruit te gooien. Wat we dan mogen verwachten is een maatschappelijke opwinding  op alle niveaus: een verschroeiing van het openbare en maatschappelijke leven (door intimidatie en terreur), permanente onrust en beweging op straat, een verhitting die het resultaat is van de gesloopte scheiding van de machten (en de scheiding der machten is in werkelijkheid niets anders dan het voortreffelijke koelsysteem van de macht.) Beangstigend is het vooruitzicht van het gesloten circuit van de macht, een macht die, zodra ze zich roert, de bestuursleidingen van het land onmiddellijk en overal verhit, zodat de samenleving verschroeit onder een hysterische bedrijvigheid die in de regel nergens anders toe leidt dan tot angst en paniek.
      De democratische politici mogen zich als avant-garde van de beschaafde samenleving niet als Pinocchio’s laten verleiden en ontvoeren door de blokfluiten van de centrale fictie. Doen ze dat toch, dan bereiden ze de bruine dijkbreuk voor die Vlaanderen (en België) zal overspoelen. Vooral zullen de democratische partijen en politici die zich om welke reden ook laten vermurwen om met het VB scheep te gaan, kunnen rekenen op de wraak van alle kiezers die nog niet in de val van de centrale VB-fictie zijn getrapt. Dan krijgen we het fenomeen dat zich bij de Duitse nationale verkiezingen van maart 1933 voordeed en dat Sebastian Haffner in Het verhaal van een Duitser zo beschreef: ‘Er was niet één voorbeeld van krachtdadig verzet, van manhaftigheid, waardigheid. Er was slechts paniek, vlucht en desertie. Miljoenen waren in maart 1933 nog strijdvaardig. Zij bleken in één klap zonder leiders, zonder wapens en verraden te zijn.’ Dit jammerlijke morele falen van de leiding van de democratische partijen was volgens Haffner het hoofdkenmerk van de ‘revolutie’ van maart 1933: ‘Doorslaggevend was dat de woede en de afkeer jegens de eigen laf-verraderlijke leiding op dat ogenblik sterker werd dan de woede en de haat jegens de werkelijke vijand. Met honderdduizenden tegelijk werden in maart 1933 mensen die tot dan toe tegen de nazi’s waren geweest, opeens lid van de nazi-partij: de zogeheten “Märzgefallenen”.’34
      Ik wil de democratische partijen en politici waarschuwen dat zijzelf en de samenleving een vreselijke prijs gaan betalen als ze ten eerste op korte termijn de totalitaire omwenteling mogelijk maken door het VB verantwoordelijkheid te geven, (want die partij is de corporatuur van de totale onverantwoordelijkheid) en als ze ten tweede niet snel overgaan tot de presentatie van het werkelijke tegenbeeld en tegelijk tot de vernietiging van de centrale fictie die de lichtgelovige Pinocchio’s in het kamp van de blokfluiten en de rattenvangers lokt.
      In dat reusachtige en schrandere werk van de politieke denkster Hannah Arendt staat één zin die we niet genoeg kunnen lezen en herhalen: ‘De totalitaire propaganda [kan] alleen weerlegd worden door een andere, sterkere of betere werkelijkheid.’35 Om die reden heb ik aan mijn boek de titel Een lofrede op vrijheid, schoonheid en verbeeldingskracht meegegeven, want ik ben ervan overtuigd dat elke mens geroepen is om in vrijheid, schoonheid en verbeeldingskracht een innerlijk houvast te vinden.36
      Daarom is het, nogmaals, helemaal verkeerd om het discours van het VB over te nemen, want wie in de termen van een totalitaire partij als het VB praat en manoeuvreert, erkent de hegemonie van het VB en is dus al verloren. Het is ongehoord dat Bart de Wever (N-VA), die anders zoveel robuustheid uitstraalt als hij zijn moraliserende vingertje opsteekt, zich als een truttig en preuts juffertje gedraagt als hij het voze taalgebruik en de slechte manieren van Dewinter en het VB aanklaagt. Als De Wever werkelijk een tegenstander van het VB was, dan zou hij zich over dat grove taalgebruik van zijn tegenstanders juist moeten verheugen, want volgens zijn logica zouden de fatsoenlijke mensen die nu voor het VB kiezen daardoor naar het kamp van De Wever moeten overlopen, wat ze dus niet doen. Shut dus the fuck up, Bart De Wever.37 Want niemand heeft er belang bij dat er een bijkomende fictie ontstaat en dat we allemaal ook nog eens gaan geloven dat het VB een fatsoenlijke partij geworden is omdat ze voor haar taalgebruik in de etiquetteboekjes is gaan bladeren zodat De Wever verrukte gilletjes kan slaken als Dewinter hem zoete en verliefde woordjes in zijn oren fluistert en over zijn billen wrijft.
      Maar in plaats van Dewinter aan te pakken, vindt De Wever het opportuner om Tom Barman en de zangers voor verdraagzaamheid de les te lezen en de mantel uit te vegen. Wat De Wever niet wil zeggen of schrijven is dat de intimidatiepolitiek die het VB op het zangersinitiatief liet volgen, het VB juist ontmaskerde als een totalitaire partij die iedereen die een andere mening heeft de mond wil snoeren. Wat De Wever niet wil zeggen of zien en wat de intellectuele ‘elite’ (die in werkelijkheid een soort nomenklatoera is) die het monsterbed van het VB aan het spreiden is verbijsterde, was juist dat Laura Lynn en Will Tura hun stem verhieven, waar de hoofdredacteurs van DS en zovele andere kopstukken uit de Vlaamse nomenklatoera van de mediawereld alleen wat piepten in hun papieren muizenhol. De sneer van De Wever naar de burgerbeweging past volledig in het totalitaire discours, en het is onthutsend dat de CD&V dat allemaal laat gebeuren en zo het aanhangsel van de N-VA-avant-garde en uiteindelijk ook van het VB lijkt te zijn, wat alleen maar de stelling van de politieke hegemonie van het VB kracht bijzet.
      Nog onbegrijpelijker is dat de SP.A met de Antwerpse burgemeester Patrick Janssens op kop, ook verlamd en versteend is door de Medusa-blik van het VB. Janssens is bang voor de maatschappelijke polarisatie, een term die ook Dewinter in de mond bestorven ligt. Maar door zo op te treden tegen de burgerbeweging, tegen het antitotalitaire verzet en tegen het vrije woord dat zijn toevlucht neemt tot de samizdat, ontmoedigt Janssens de politieke tegenstanders van het VB en geeft hij zich over aan het defaitisme (maar hopelijk niet aan het verraad) waarvoor Haffner zo gewaarschuwd heeft.
      De maatschappelijke polarisatie is naar mijn mening onvermijdelijk en goed, want anders is het onmogelijk om de samenleving duidelijk te maken dat we behoefte hebben aan een wereld waarin de centrale fictie van het VB voor altijd wordt opgedoekt. De waarheid is dat Vlaanderen door niets zozeer reëel wordt bedreigd als door het totalitarisme van de totalisatoren: niet alleen de Marokkanen en de Turken, maar ook de Vlaamse rechters en verder alle tegenstanders van het VB worden bedreigd, en de waarheid is dat we ervoor zullen boeten als we van de politici en de mediamakers niet eisen dat ze ons informeren zoals het hoort. We willen ons niet door de blokfluiten laten verdwergen, verlilliputteren, verblokken en verfluiten, we pikken het niet dat de als intellectuelen vermomde charlatans zich liëren met het gepeupel dat onze beschaving bedreigt. Moet de Vlaming voortaan in de wereld verschijnen als een karikatuur met een Hitlersnor?
      Ik moet nog iets zeggen over de voedingsbodem van het VB, het moeras dat in de komende decennia drooggelegd moet worden. Het VB maakt er een punt van om de jeugd te verleiden. De totalisatoren doen dat door de kwaliteit naar beneden te halen omdat ze middelmatigheid en obscurantisme zelf presenteren als de ware labels van de kwaliteit. Maar middelmatigheid is nu juist de vraat die het totalitaire monster vreet, dat monster dat zijn handjes vet in het onvermogen om te nuanceren, te kennen en te beoordelen, want die voortreffelijke eigenschappen waren, behalve het vuur, de giften die Prometheus aan de mensheid schonk.38
      Gebrek aan inhoud en kwaliteit (een euvel dat de wereld van de media en stilaan ook het hoger onderwijs ondermijnt) is dus een uitstekende voedingsbodem voor de autoritaire en anti-emancipatorische tendensen die zo geestdriftig door het blitse Vlaamse totalitarisme worden geïncorporeerd en gepropageerd. Terwijl de communisten zwoeren bij de illusoire wetmatigheid van de geschiedenis en de nazi’s bij de fictieve wetmatigheid van de almachtige voorzienigheidsdeskundige Adolf Hitler, gehoorzamen de VB’ers aan de werkelijke wet van de middelmatigheid die alle varianten van het totalitaire modernisme opzuigt als een onverzadigbare spons: gemakzucht, therapeutisering, extreem conformisme, functionaliteit, pragmatisme en lelijkheid samengesnoerd in een monsterverpakking waarop de woorden ‘monster zonder waarde en inhoud’ staan.39 Zo verkleinen we onszelf, en zo verkleinen we onze kinderen, aan wie we het vermogen ontnemen om te denken, te onderscheiden en verantwoordelijkheid te nemen, zodat we zelf werkelijk schuldig worden aan de ‘verproleting’ van de jeugd. Ik zou mijn zonen niet graag op het balkon zien staan waar Sándor Márai de aan zijn lippen likkende beul in paardetenue zijn mouwen zag opstropen om als een vakman aan het werk te gaan, terwijl hij tevreden en zelfverzekerd neerkijkt op de menigte, als een vakman die eindelijk werk gevonden heeft dat bij zijn persoonlijkheid en zijn vaardigheden past, zodat hij kan zeggen: ‘God zegene het eerlijke ambacht.’
      Toen het VB zijn kliklijn voor illegalen stillegde, noemde VB-initiatiefnemer Philip Van der Sande die onderneming een Uilenspiegelstreek. Maar natuurlijk hebben de Van der Sandes, de Dewinters, de Vanheckes en de Annemansen Uilenspiegel nooit gelezen, dat machtige epos dat de Duitse schrijver Alfred Döblin in zijn essay ‘Over Charles de Coster’40 een echte Marseillaise noemt, een epos voor de vrijheid van de mens en zijn geweten, een meesterwerk tegen willekeur en dwingelandij.
      Blijf dus met je handen van ons in het Frans geschreven Vlaamse epos af, jullie blokfluiten! Blijf van Charles De Coster af, die in München werd geboren, die als zoon van de intendant van de pauselijke nuntius de inquisitie bestookte, die dus geen priester werd maar in dat prachtige archaïsche Oudfrans het Vlaamse epos schreef tegen elke vorm van wereldlijke en geestelijke dwingelandij. We zullen niet toelaten dat jullie De Coster, die Europese kosmopoliet, voor jullie etnische etterkar met jullie Trojaanse ezel spannen. En wij zullen niet toelaten, ijspoppen en wintermannen, dat jullie de as van vader Claes die Tijl Uilenspiegel op zijn borst voelde kloppen, nog een keer op jullie brandstapels verbranden.

     
Annex

In lichtjes gewijzigde en verkorte vorm verscheen het volgende opiniestuk in ‘De Gedachte’ (De Morgen van vrijdag 14 juli). Het stuk werd op 12 juli besteld door de redactie van De Morgen, die kort daarvoor mijn stuk Blokfluiten en sirenes voor het Vlaams Belang geweigerd had. Het ging om hetzelfde opiniestuk dat eerder door De Standaard was afgewezen.

Blokfluiten voor het Vlaams Belang

Nu is die goede en slimme Tuur van Wallendael ook al een bepleiter van machtsdeelname van het VB geworden, een blokfluit dus. Bij mijn weten is hij de eerste serieuze SP.A’er die uitpakt met VB-argumenten om een coalitie met het VB in Antwerpen (en dus overal) te verdedigen. In Tertio zei Tuur Van Wallendael dat zo’n VB-deelname een democratischer oplossing zou zijn. Is dat Van Wallendaels uitkomst van 30 jaar politieke analyse? Ik begrijp overigens niet wat er ondemocratisch is aan een coalitie van traditionele en democratische partijen die een ondemocratische partij willen weghouden van de macht. Ik geloof ook geen moment dat uitsluiting (de schutkring of het cordon) het VB heeft vetgemest. Wat voor beeld zie ik nu echter opdoemen? Van Wallendael die Antwerpen aanprijst als de pilootgemeente van het politieke verval, als brokkenpiloot in de cockpit van de racewagen met de slogans van het VB erop en Patrick Janssens onder de wielen. Tuur van Wallendael is in het defaitistische kamp beland, helaas. Ik kan zijn lauwe uitspraken slechts verklaren door de radeloosheid die zovelen gijzelt, wat van die gemoedsstemming nog geen betere raadgever maakt. Al weet ik dat Van Wallendael het niet zo bedoelt, toch had hij net zo goed een stemadvies voor het VB kunnen geven. Dat is dus een vergiftigd geschenk voor iedereen die op de drempel van 8 oktober meent dat we het VB het plezier niet mogen gunnen om te denken dat de buit al binnen is. We moeten er immers voor zorgen dat de verkrampte grimas op het gezicht van Dewinter gebeiteld blijft, en dat hij niet de kans krijgt om met een scheve glimlach en bakken krijt in zijn keel de Vlaamse Roodkapjes in serie te verslinden. Want er is nog niets verloren.
      Niet omdat de meerderheid altijd gelijk heeft zijn we democraten, maar omdat onze instellingen steunen op waarden waarvan de meeste mensen nog altijd vinden dat we ze niet zomaar op het spel mogen zetten door ze als bedorven kruimels in de muil van het VB te schuiven. Daarom is het maar best dat de democratische partijen niet ophouden om groepen, partijen en tendensen die onze instellingen willen corrumperen, te isoleren. Die democratische partijen zouden echter wel wat meer steun mogen krijgen (maar u lijkt die al op voorhand te verwerpen, mijnheer Van Wallendael) van bijvoorbeeld de pers en de media. Ik bedoel daarmee steun in de vorm van betere informatie en diepere analyse van de binnenlandse politiek, en zeker geen steun in de vorm van propaganda. Toch behoor ik niet tot degenen die van mening zijn dat onze regeerders absoluut niet deugen, integendeel, ik zie naast veel gebreken ook veel kwaliteit en uithoudingsvermogen, zij het veel te weinig bezieling en fantasie. Niettemin zou ik het niet graag meemaken dat ook in de politiek de laatste ankers worden losgeslagen door de schuld van al die leidende cynici die in hun studio’s en kranten vooral de paljassen laten blèren, van al die tv-interviewers die alleen maar geselecteerd zijn op basis van hun goed functionerende functionaliteiten en hun – alweer dat vreselijke woord – populariteit, en niet op basis van hun kritische geest, hun politieke doorzicht en hun maatschappelijke bezorgdheid.
      Zelf lees ik elke dag een paar kranten, maar toch krijg ik het almaar moeilijker om feiten en geruchten te plaatsen, want die worden te weinig uitgediept. Het zijn de binnenlandse politieke feiten zelf die al te vaak in een cordon sanitaire (werkelijk een lelijk begrip, een rode lap in de vorm van een strop, een geknoopte tong) zijn geplaatst. Ik geef een voorbeeld. Onlangs heeft de Vlaamse regering het advocatenkantoor Stibbe ingehuurd om na te gaan op welke manier het recht van de Vlaamse parlementsleden om stukken van de Vlaamse regering in te kijken, beperkt kan worden. De Morgen en Het Belang van Limburg hebben daarover kort bericht. Maar een lezer van De Standaard kan dat nieuws al niet meer plaatsen, want daar werd dit bericht niet gegeven, laat staan geanalyseerd of geduid. Het werd slechts vermeld in een zaterdags commentaarstuk (1 juli), ergens in de staart van de krant.
      Ik moet wel concluderen dat grote segmenten van de media, de televisie voorop, tekortschieten en verantwoordelijk zijn voor het groeiend wantrouwen van de publieke opinie en dus voor de opgang van het VB. We zouden er ons haast over moeten verbazen dat het VB nog niet al veel verder staat. Maar ondanks de ijver van de media en vooral de samenstellers van het televisienieuws om van ons cretins en kitschmensen te maken, zijn er gelukkig nog altijd veel lucide burgers die goed beseffen dat ze het slachtoffer zijn van het cordon sanitaire waarin het binnenlandse politieke nieuws en de analyse zijn gekooid. Daarom moet ik bitter lachen als ik sommige hoofdredacteuren en televisiebonzen hoor zeggen dat ze er alles aan gedaan hebben om het VB tegen te houden. Als ze eens onder hun stoel met al te hoge poten zouden kijken, zouden ze daar het vette monsterkind zien zitten dat in hun keuken de borst heeft gekregen, dat er werd gevoed en gekleed en dat er misschien niet gestudeerd, maar wel veel geleerd heeft. Daarom vermoed ik dat de oorzaak van de groei van het VB ligt aan een lawineachtig kwaliteitsverlies op alle niveaus, maar vooral op het niveau van de media. Het gaat om een maatschappelijk verval dat gedoemd is om te leiden tot de ontmanteling van de democratie, tenminste, als we er niet alles op zetten om het tij te keren, gezamenlijk en elk voor zich.
  Over de machtsdeelname van het VB wordt inmiddels graag gepraat in termen van binnenbreken, maar zijn de schurken die uitgenodigd worden om in te breken nog dieven, mijnheer Van Wallendael? De pleitbezorgers van de machtsdeling met het VB maken op mij de indruk van huisbezitters die ’s nachts de deuren van hun huizen laten openstaan in de hoop dat de dieven slechts één keer zullen komen en dat ze zich, gezien de toegankelijkheid van de domeinen, als redelijke schurken zullen gedragen. Maar wat gaat u in Antwerpen doen als de schurken niet redelijk blijken te zijn? Gelukkig behoort u nog niet tot diegenen die menen dat het VB maar beter mee kan besturen omdat het zo zijn onkunde zal bewijzen. Dat is een cynisch pleidooi voor slecht bestuur als het betere alternatief. Bovendien, welke ervaring leert dat slechte en totalitaire bestuurders bereid zijn om vrijwillig af te treden?

Piet de Moor
Journalist en schrijver
Bibliografie

Arendt, Hannah, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, 2005
Borges, Jorge Luis, De geschiedenis van de eeuwigheid en andere essays, De Bezige Bij, Amsterdam, 1999
Boveri, Margret, Wir lügen alle. Eine Hauptstadtzeitung unter Hitler, Walter, Olten, 1965
Boveri Margret, Der Verrat im XX. Jahrhundert. Für und gegen die Nation (deel1). Rowohlt, Hamburg, 1956
Broch, Hermann, Geist und Zeitgeist, Suhrkamp, Frankfurt am Main, 1997
Claeys, Manu, Het Vlaams Blok in elk van ons, Van Halewyck, Leuven, 2001
Coffé, Hilde, Extreem-rechts in Vlaanderen en Wallonië. Het verschil, Roularta Books, Roeselare, 2005
Coster, Charles de, La légende d’Ulenspiegel, Editions Labor, Brussel, 1996
Dierickx, Ludo, Nationalisme onder het mes. Kritiek van het politieke nationalisme in België en in het algemeen. Fantom, Antwerpen/Harmelen, 2002
Dante, Alighieri, De goddelijke komedie, Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2000
Döblin, Alfred, Die Vertreibung der Gespenster, Rütten & Loening, Berlijn, 1968
Flaubert Gustave, Geluk is onmogelijk, privé-domein, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2006.
Fraenkel, Ernst, The Dual State: A Contribution to the Theory of Dictatorship, Oxford University Press, New York, 1941
Freud, Sigmund, Das Unbehagen in der Kultur, Fischer, Frankfurt am Main, 2004
Furedi, Frank, Waar zijn de intellectuelen? Meulenhoff, Amsterdam, 2006
Goethe, Johann Wolfgang, Faust. Een tragedie, Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 2001
Haffner, Sebastian, Duitsland 1939. Jekyll & Hyde. Mets & Schilt, Amsterdam, 1999
Haffner, Sebastian, Het verhaal van een Duitser 1914-1933, Knack Bibliotheek/Radio 1, Roularta Books, derde aangevulde druk, Roeselare, 2002
Kadare, Ismail, Albanese lente. Het afscheid van een dictatuur, Van Gennep, Amsterdam, 1991
Kadare, Ismail, Het Dromenpaleis, Van Gennep, Amsterdam, 1992
Kapuscinski, Ryszard, Reizen met Herodotos, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2005
Kardoff, Ursula von, Gebombardeerd dagboek 1942-1945, privé-domein, Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 1994
Kästner, Erich, Die Schule der Diktatoren. Eine Komödie, Atrium, Zürich, 1959
Kästner, Erich, Fabian. Het verhaal van een moralist, Agathon, Bussum, 1981
Kertész, Imre, De verbannen taal, De Bezige Bij, Amsterdam, 2005
Klüger, Ruth, Gelesene Wirklichkeit. Fakten und Fiktionen in der Literatur, Wallstein Verlag, Göttingen, 2006
Kundera, Milan, Het doek. Essay, Ambo, Amsterdam, 2006
Lammers, C.J. Vreemde Overheersing, Bezetten en bezetting in sociologisch perspectief, Bert Bakker, Amsterdam, 2005
Leopardi, Giacomo, Gedachten, privé-domein, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 1976
Magris, Claudio, Utopie et désenchantement, Gallimard, Parijs, 2001
Márai Sándor, Land, land!…, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2002
McCrory, Donald, Cervantes. De schepper van Don Quichot. Biografie, Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam 2005
Milosz, Czeslaw, De geknechte geest, De Arbeiderspers, Antwerpen/Amsterdam, 1984
Molnár, Miklós, La Démocratie se lève à l’Est – Société civile et communisme en Europe de l’Est: Pologne et Hongrie, Presses Universitaires France, Parijs, 1990
Montaigne, Michel de, De essays, Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2004
More, Thomas, Utopia, Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2002
Overloop, Norbert van, Wiens Belang? Het Vlaams belang over inkomen, werk, pensioenen, EPO, Berchem, 2006
Overy, Richard, Dictators. Hitlers Duitsland, Stalins Rusland, De Bezige Bij, Amsterdam, 2005
Paxton, Robert O., De anatomie van het fascisme, Bert Bakker, Amsterdam, 2005
Petraraca, Francesco, Brieven, Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1998
Pessoa, Fernando & Queiroz Ofélia, Liefdesbrieven 1920/1929/1932, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2005
Popper, Karl R., Auf der Suche nach einer besseren Welt. Vorträge und Aufsätze aus dreissig Jahren, Piper, München/Zürich, 2004
Roth, Joseph, Berliner Saisonbericht, Kiepenheuer & Witsch, Keulen, 1984
Saba, Umberto, Voor de vogels en een vriend. Poëzie, proza & brieven, Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2006
Seneca, Lucius Annaeus, Dialogen, Boom, Amsterdam, 2006
Sperber, Manès, Zur Analyse der Tyrannis, Europaverlag, Wenen, 1975
Spruyt, Marc, Grove Borstels. Stel dat het Vlaams Blok morgen zijn programma realiseert, hoe zou Vlaanderen er dan uitzien?, Van Halewyck, Leuven, 1995.
Spruyt, Marc, Wat het Vlaams Blok verzwijgt, Van Halewyck, Leuven, 2000.
Van den Broeck, Walter, Op gelijke voet. Brief aan cultureel Vlaanderen, Van Halewyck, Leuven, 2003
Thucydides, De Peloponnesische oorlog, Athenaeum – Polak & Van Gennep, 1964
Swift, Jonathan, De reizen van Gulliver, Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2004
Vergilius, Aeneis, EM. Querido, Amsterdam, 1999

Noten

1 Ismail Kadare, Albanese lente, p. 125.

2 Hilde Coffé, Extreem-rechts in Vlaanderen en Wallonië. Het verschil, p. 173.

3 Milan Kundera, Het doek, p. 121.

4 Imre Kertész, De verbannen taal, p. 102.

5 Sebastian Haffner, Het verhaal van een Duitser, p. 83.

6 In Der Verrat im XX. Jahrhundert. Für und gegen die Nation (deel 1), p. 30, vertelt Margret Boveri hoe vele Duitsers de schok van het geschonden zelfvertrouwen in hun samenleving tijdens de eerste jaren van het nazi-regime onder volgende woorden brachten: ‘Dat kan hij [Hitler] toch niet doen!’. Boveri voegt eraan toe: ‘We zijn een tijdperk binnengetreden waarin de bereidheid om “te doen” wat algemeen als “onmogelijk” geldt van individuen naar vele mensen is overgeslagen.’

7 Sándor Márai, Land, Land!…, p. 177.

8 Czeslaw Milosz, De geknechte geest, p. 38

9 Het begrip ‘fictie’ heeft hier een negatieve betekenis, wat ook geldt voor de term ‘centrale fictie’ in het vervolg van de tekst. ‘Fictie’ betekent zoveel als leugen en steekt ongunstig af tegen de positieve termen ‘verbeelding’ en ‘verbeeldingskracht’ in mijn brieven, want verbeeldingskracht veronderstelt een autonome, soevereine en individuele omgang met de werkelijkheid. Fictie is de onmogelijkheid om de werkelijkheid in te tomen, terwijl verbeeldingskracht wel over die matigende en verkoelende energie beschikt.

10 De Albanese schrijver Ismail Kadare ging nog een stap verder. In zijn roman Het Dromenpaleis (p. 16) worden ook alle dromen van de slapers door de totalitaire dictatuur gearchiveerd. Het fenomeen heet Tabir-Total: de verzameling van de dromen van alle onderdanen zonder uitzondering.

11 Dit is een term uit Hannah Arendts grandioze studie Totalitarisme. Ik maak verder in dit essay, dat behalve een testcase ook een toetsing is van een aantal politieke theorieën over het totalitarisme, dankbaar gebruik van het begrippen- en ideeënapparaat dat Hannah Arendt hanteert om de wereld van het totalitarisme, zijn anatomie, zijn mechanismen en instrumenten te analyseren en te beschrijven.

12 Hilde Coffé, Extreem-rechts in Vlaanderen en Wallonië. Het verschil, p. 174.

13 Die imitatiedrang van de democratische partijen wordt ook door Manu Claeys gehekeld in De Morgen van 2 augustus 2006 in een opiniestuk met de titel: ‘Hoever kun je gaan in het overnemen van de extreem-rechtse agenda?’

14 Nadat ik dit essay al had afgesloten, vond ik van dit gedrag een ongelooflijk krasse illustratie in De Morgen van 7 augustus 2006. Het bericht meldt dat de Aalsterse SP.A’er Pieter Van Sande extra kiezers hoopt te winnen door te verzwijgen dat hij voor de SP.A opkomt tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. De Morgen citeert Van Sande in Het Laatste Nieuws: ‘Als je mensen nog wilt bereiken, moet je niet meteen zeggen dat je bij een politieke partij hoort.’

15 Zie de website van Liberales op www.liberales.be.

16 ‘Niets bleek makkelijker te vernietigen dan de privacy en de privé-moraliteit van mensen die aan niets anders denken dan aan de beveiliging van hun privé-leven,’ Hannah Arendt, Totalitarisme ( p. 112). Op p. 109 wijst ze ook op de strijd tussen de mens die alle publieke instituties beoordeelt en gebruikt naar de maatstaf van zijn privé-belangen en de verantwoordelijke burger die de publieke zaak beschouwt als de zaak van allen.

17 Dat geldt ook voor de Europese Unie. De EU beschikt niet over de instrumenten om te verhinderen dat een totalitaire partij aan de macht komt. Ze beschikt nauwelijks over mogelijkheden om autoritaire of antidemocratische regimes, zoals eertijds het voorbeeld Oostenrijk en nu weer het geval Polen van de tweelingbroers Kaczinsky bewijst, bij te sturen. Het is niet uitgesloten dat de EU in haar geheel in totalitair vaarwater terechtkomt als het discours en het beleid niet uitmonden in een werkelijk kwalitatief-emancipatorische aanpak.

18 Zie ook Robert O. Paxtons De anatomie van het fascisme, p. 142 . Bij het bestuderen van het totalitarisme constateert Paxton dat Mussolini in het Italiaanse koninkrijk minder speelruimte had dan Hitler in de Duitse presidentiële republiek. De Duitse president von Hindenburg, die de hegemonie van Hitler had aanvaard, stierf in augustus 1934, waardoor Hitler meteen de presidentiële macht naar zich trok en incorporeerde. Mussolini daarentegen werd tot op het einde door het bestaan van koning Victor Emmanuel geïrriteerd, en het was uiteindelijk de koning die de dictator in juli 1943 heeft afgezet. Ook de Oostenrijkse journalist Joseph Roth meent in zijn stuk ‘De monarch verhindert de dictator’ dat de koning of de keizer een remmende invloed heeft op de ambities van de dictator: ‘De monarch, de monarch alleen verhindert de usurpator. In de republiek moet noodgedwongen de demagogie op de duur sterker worden dan de democratie.’ In dat niet gepubliceerde stuk uit 1937 schrijft Roth verder: ‘Daarom hebben de Degrelles, de Musserts, de Mosleys in republieken gezegevierd, maar in monarchieën werden ze verslagen.’ (Joseph Roth, Berliner Saisonbericht, p. 405 en 407).

19 In ‘Waaraan gelooft het Westen’, een essay waarin Karl R. Popper de cultuurpessimisten de mantel uitveegt, staat een opmerkelijke passage over de hypocrisie van de dictators: ‘[De pessimisten] vergeten dat zelfs de morele huichelaar juist door zijn daad van hypocrisie verraadt dat hij gelooft aan de morele superioriteit van de waarden die hij voorwendt te waarderen omwille van die waarden zelf. Zelfs onze grootste dictators waren gedwongen zo te spreken alsof ze aan de vrijheid, de vrede en de gerechtigheid geloofden. Hun huichelarij was een onbewuste en ongewilde erkenning van deze waarden en een onbewuste en ongewilde lofbetuiging aan de massa’s die aan deze waarden geloofden.’ (p. 247).

20 Hannah Arendt, Totalitarisme, p. 127.

21 Er werken uitstekende journalisten bij De Standaard, in de redactie binnenlandse politiek tref je ze nauwelijks meer aan (misschien kunnen sommigen hun job er niet meer naar behoren doen).

22 Annemans: ‘De namen van alle juridische hoofdrolspelers uit dat proces staan voorgoed in het geheugen van déze jurist gegrift: ze zijn gewaarschuwd… We zullen dit, tot aan het einde van onze dagen, nooit vergeten.’

23Vlaams parlementslid Freddy Van Gaever van het Vlaams Belang heeft een tip van de VB-tegenwereld en van het geheime programma van het VB opgelicht toen hij zijn plan ontvouwde om de werkloosheidsuitkeringen af te breken. Van Gaever: ‘Vier maanden en dan gedaan. Wie dan nog geen werk heeft, wil niet werken.’ Maar dit is nog maar de opstap, want Van Gaever heeft ook gezegd: ‘De vakbond heeft meer met gangsterisme te maken dan met solidariteit. Ze verdedigen enkel nog de bandieten. Bescherming van arbeiders is niet nodig.’ En als toet op de taart: ‘Je kan wel een beetje sociaal zijn en geen slaven meer verhandelen zoals in de middeleeuwen of de zwakken vernietigen. Maar er zijn grenzen.’ Grenzen aan het niet-vernietigen van zwakken? De verklaringen Van Gaever staan in een interview van Berber Verpoest en Pieter-Jan Otten, twee studenten journalistiek aan de Arteveldehogeschool in Gent. Indymedia.be kon het gesprek inkijken.  Zie ook De Morgen van 10 augustus.

24 Deze gedachtegang wordt ontwikkeld in Robert O. Paxtons De anatomie van het fascisme, p. 141. In het alledaagse kon Hitler altijd persoonlijk ingrijpen: ‘Ik heb instructies gegeven voor het geval ze de man [de brandstichter van het schip Bremen] niet ter dood veroordelen. Hij moet onmiddellijk doodgeschoten worden.’ (Tafelgesprekken 14 september 1941).

25 Sturmabteilung, een paramilitaire organisatie die uit de NSDAP ontstond.

26 Sebastian Haffner, Het verhaal van een Duitser. 1914-1933, p. 122.

27 Miklos Molnár in La Démocratie se lève à l’Est – Société civile et communisme en Europe de l’Est: Pologne et Hongrie.

28 Ernst , The Dual State. A Contribution to the Theory of Dictatorship.

29 Robert Paxton, De anatomie van het fascisme, p. 165.

30 Ik zou graag willen weten waarom de jood Fröhlich… nog steeds in een appartement met wel zes of zeven kamers woont… Er zal ongetwijfeld wel een Volksgenosse zijn die het meer verdient om in dat appartement te wonen dan zo’n jood’. Geciteerd uit Richard Overy, Dictators, (p. 249), die het briefcitaat zelf overneemt uit S. Fitzpatrick, ‘Signals from Below: Soviet Letters of Denunciation of the 1930’, Journal of Modern History, 68, 1996. Het VB riep eerder al studenten op om VB-kritische leraren te verklikken, zie het volgende citaat uit De Morgen van 1 juni 2004: ‘“Wordt in bepaalde lessen het Vlaams Blok bewust in een negatief daglicht gesteld? Laat het ons weten! We garanderen je strikte anonimiteit en zullen je klacht opvolgen, om eventueel een pamflettenactie aan je school te organiseren of klacht in te dienen bij de commissie ‘laakbare praktijken’.” Zo staat het te lezen op de contactpagina van de website van de Blok-jongeren (www.vbj.org). Op de pagina staat ook een elektronisch formulier waarin men een klacht kan invoeren bij het “Meldpunt discriminatie”. Er wordt onder meer gevraagd naar de naam en het adres van de school en naar de richting en de naam van de geviseerde leerkracht. Ook kunnen klagers precies omschrijven hoe de betrokken leerkracht het Blok “in een negatief daglicht” stelt.’ Dewinter schafte eerder een anoniem meldpunt waar illegalen verklikt konden worden af wegens protest uit de politieke en civiele wereld, zie De Morgen van 12 en 14 mei 2004. Een dag na de oprichting werd het meldpunt van het net gehaald.

31 Hannah Arendt, Totalitarisme, p. 164.

32 Sebastian Haffner, Het verhaal van een Duitser, p. 122.

33 Hannah Arendt, Totalitarisme, p. 95/96.

34 Sebastian Haffner, Het verhaal van een Duitser, p. 130.

35 Hannah Arendt, Totalitarisme, p. 153

36 Maar die andere werkelijkheid heeft natuurlijk ook betrekking op de problemen die door het globalisme, het ontketende kapitaal en de big corporations veroorzaakt worden. We zien helaas dat tal van sociale voorzieningen die gebaseerd zijn op solidariteit (pensioen, werkloosheidsverzekering, ziekteverzekering) sinds het einde van de Koude Oorlog eraan moeten geloven. In de wereld van het globalisme worden alle mensen tot consumenten gereduceerd, waardoor minder kapitaalkrachtige en dus minder interessante klanten door de ‘big spenders’ in het nauw worden gedreven. Achter de schermen is overal een soort Gedachtepolitie aan het werk die allang heeft uitgemaakt dat atomiseren de beste methode is om van de hele wereld een commerciële apenplaneet te maken. Binnen dat plaatje past het VB heel goed. Zijn opgang wordt door bepaalde segmenten van de burgerij (en die segmenten worden helaas steeds groter) geestdriftig aangemoedigd. Maar die reactionaire krachten vind je ook terug in de democratische partijen waarin sommige fracties niet afkerig staan tegenover het Grote Plan waarvoor het VB de stoottroepen levert. In een wereld die door marketing wordt overheerst staan de politici zozeer onder druk van de kiescijfers, de media zozeer onder druk van de kijk- en verkoopcijfers en de hogescholen en universiteiten zozeer onder druk van de studentencijfers dat ze de pit niet meer hebben om autonoom nog verzet te bieden.

37 Ik dacht dat Bart de Wever zijn relatie met het VB beschreef toen hij over zijn kartel met CD&V in De Morgen van 2 augustus zei: ‘Wie het dichtst bij je staat, is je ergste vijand. Wanneer twee partijen dan een kartel vormen, is dat voor de buitenwereld een grote verrassing, maar het is niet onnatuurlijk.’ Misschien staat het CD&V nog een leuke verrassing te wachten in de nabije toekomst, want een innige band tussen N-VA en VB lijkt me niet onnatuurlijk, en verrassen zal het me ook niet doen.

38 Prometheus wordt er van beschuldigd het vuur gestolen en aan de mensen geschonken te hebben. Maar hij heeft in de ogen van Zeus nog veel andere ‘misdaden’ begaan. Behalve het vuur heeft Prometheus de mensen immers ook het talent om te oordelen bijgebracht, en verder het geheugen, het schrift, de rekenkunde, de geneeskunde en het vermogen om de seizoenen te onderscheiden. Prometheus belichaamt de vooruitgang, de beschaving, het talent om te werken en het vermogen van de mens om er vrije denkbeelden op na te houden. De diefstal van het vuur, dat het meest tot de verbeelding van de andere goden spreekt, is slechts een alibi om Prometheus te straffen, want de grootste misdaad van de rebel is zijn liefde voor het menselijk geslacht. Prometheus, die Zeus voor een afschuwelijke tiran uitscheldt, wordt door zijn tegenstander in de afgrond geslingerd.

39 Ik verwijs hier naar het interessante artikel van Dirk Lauwaert over het kunstonderwijs (‘Moi, j’aime les Professeurs!’ in De Witte Raaf van 22 juli 2006) en vooral naar het mooie slot: ‘Dat de kunstenaar geen enkele fiducie in de taal van de inrichtende macht kan hebben, blijkt uit het nieuwe taalgebruik. Van kunstenaars en kunstinstellingen vraagt men transparantie, maar zelf genereert de inrichtende macht een toenemende intransparantie. Haar taalgebruik is een hilarisch, pathologisch kluwen geworden.
Ze stelt verbijsterende vragen waarop men het antwoord schuldig moet blijven in een langgerekt “Ik weet het echt niet”. Ze hanteert obscure neologismen (kende u “volgtijdelijkheid”?). En dan de woekering van afkortingen (steeds in hoofdletters) voor bureaus, adviesraden en controlecommissies. Het ondoorzichtige is het doel. Iedereen aan tafel doet alsof hij de mislukte truc niet ziet, namelijk dat de werkelijke beslissingen al lang genomen zijn.
Deze tactiek creëert een moeras waarin zelfs de besten richting, inzicht en daadkracht verliezen. Deze neptaal zet de machtsverhoudingen uit de wind. Men verliest zich in niet ter zake doende dossiers, waar misleidende vragen gesteld worden, waar alleen maar domme antwoorden op te geven zijn. Vanaf de eerste zin van een vergadering wordt de deelnemer schuld aangepraat. In dit kluwen voelt men zich als de patiënt in onderbroek en groene kiel op een geverniste stoel, wachtend tot hij in de machine wordt geschoven. Het eigen bestaan is plots een schande. Zo vergaat het ook de schrijver aan de vergadertafel. Precies in een opleiding waar subtiele en wanhopige aandacht moet heersen, waar men enthousiasme met illusieloosheid, brutaliteit met zwijgen moet combineren, juist daar heersen Project en Onderzoek.
Maar dit alles is inderdaad al geschiedenis, een voetnoot. We hebben het aan onszelf te danken. We kijken meer naar studenten dan naar talenten. We leven in een klein Vlaanderen dat zijn slechtste karaktertrekken laat open bloeien: regels die wantrouwen uitzweten. Rancune in plaats van autonomie en generositeit. Een verbijsterend genot in de vernedering. We zijn onze eigen onderdrukkers. Zou dat onze volksaard zijn?’

40 Alfred Döblin, Die Vertreibung der Gespenster, ‘Über Charles de Coster’, p. 421.